zondag 21 augustus 2016




 
Satsang met Philip

De bijeenkomsten in Den Dolder, de zogenaamde satsangs, worden iedere zaterdagochtend gehouden.
            Over satsang kun je kort zeggen dat het een ijkpunt kan bieden. Hoezo ijkpunt?, vraag je misschien. Met ijkpunt bedoel ik: het punt dat niet slingert, ook al slingert alles daaromheen wel. Jij bent zelf dat onaantastbare, niet-slingerende punt, dat het beginpunt of uitgangspunt kan worden van al het andere, alle ‘mens’-aspecten (of je die nu ‘persoon’ wilt noemen of niet). Het beginpunt is brandschoon, en het blijft brandschoon; daarom noem ik het ‘ijkpunt’.
            Het ijkpunt is er dankzij Besef – de daadwerkelijke herkenning van je ware natuur.
            Zonder deze herkenning kan een praten over je ware natuur nog steeds theoretisch blijven. Je kunt van alles hierover lezen en beluisteren, maar zelf herkennen is het punt. Dit daadwerkelijke herkennen noem ik Besef.
            Het is een wonder. Eerst kijk je, maar zie je niet. En dan zie je. Dan besef je. Zien, of Besef, is onmiddellijk. Je ziet dat er niet iets te zien valt. Je ziet dit. Iedere theorie blijkt onzin. Dit is je ijkpunt. Je ziet.

Het samenkomen met een aantal mensen vanuit de belangstelling en liefde voor dit onmiddellijke zien kan een onderbreking teweegbrengen in je gewoontepatronen. Satsang is typisch iets dat geen enkele gewoonte gehoorzaamt; er is constant de uitnodiging om opnieuw te kijken. Wat is dit? Ja, ‘dit’. Wat is dit?

iedere zaterdag 10.30 – 12.30 u
Maria Christina Kerk
Dolderseweg 123B
3734BG  Den Dolder

zondag 14 augustus 2016


Hoezo zou je belangstelling moeten hebben voor de Westerse Verlichting?

Een brief aan Karel Fontaan, die deze vraag stelde

                                                                                              14 augustus 2016, vlak voor V-J Day
Beste Karel,
            Ons gesprek over wat interessant is bij geschiedenis werkt nog bij me door, ook doordat je later per mail een naam van een schrijver vroeg. Het heeft bij mij teweeggebracht dat een plan ontstond hierover iets op schrift te zetten. Ook voor mezelf, met de vraag: maar wat is dan toch datgene wat aan deze belangstelling terecht zou kunnen zijn – met andere woorden, ook van belang voor anderen?
            Ik noem zelf het onderwerp graag ‘Westerse Verlichting’. Die term houdt voor mij het geheel in, de hele ontwikkelingsaanpak van het Westen. Dus niet alleen het achttiende-eeuwse tijdperk van de Verlichting, maar alles wat in het Westen in de loop der eeuwen tot een bepaalde ontwikkeling heeft geleid, of dit nu een verbetering betreft of niet (wel heb ik belangstelling voor het genoemde tijdperk, maar dat is meer een detaillering). Volgens mij bestaat er binnen de oosterse bevrijdingswegen niet zo’n houding alsof het leven om ontwikkeling draait; die houding zie ik als uniek westers. Toch beweegt de hele wereld, ook de zogenaamd oosterse, zich op dit moment graag voort in grote en snelle vliegtuigen en gebruikt graag allerlei digitale instrumenten – wat allemaal een gevolg is van de westerse ontwikkelingsmentaliteit en -cultuur.
            Het feit dat ik zelf ook tot die cultuur behoor, en die niet afzweer (althans niet op enige consequente manier, vergelijkbaar met de antropoloog Ton Lemaire van De Indiaan in ons bewustzijn, die zich zonder computer schijnt te hebben teruggetrokken op het Franse platteland), geeft mij de stelligheid dat ik ‘dat wat als “terecht” zou kunnen overblijven van de westerse houding’ wil leren kennen. Ik voel me zó vaak bestookt door allerlei onzin, zowel in de ene als in de andere cultuur, dat ik steeds opnieuw pogingen heb gedaan om erachter te komen wat nou geen onzin is.
            Bij de oosterse benadering heb ik het gevoel dat ik dit nu wel zo’n beetje heb onderzocht, waardoor ik denk te kunnen beoordelen wat daarin onzin is en wat niet. Maar: dit is mede te danken aan het feit dat ik in de afgelopen twintig jaar op het spoor ben gekomen van juist westerse onderzoekers die de oosterse bevrijdingswegen hebben verhelderd. Ook al kun je bezwaren opperen tegen sommigen van die westerse onderzoekers, dat zij misschien niet de kern van de zaak hebben begrepen – je kunt vaak wél zeggen dat ze in ieder geval hebben geholpen om de onzin te doorzien. Ik denk hierbij aan mensen als Dale Wright, John McRae, Andrew Tuck (met dat prachtige boek over de vele interpretaties van Nagarjuna in het Westen), Bernard Faure, Anantanand Rambachan (uit Trinidad, in UK opgeleid), Jeffrey Kripal (in USA opgeleid) en Donald Lopez. Vaak scherp door de troebelheid van oosterse teksten en opvattingen (dat wil zeggen traditionele interpretaties en taboes) heen snijdend: dit is precies datgene wat ik op een gegeven moment ben gaan aanduiden als ‘Westerse Verlichting’. Hun onderwerp is weliswaar de Oosterse Verlichting, maar dat wat ze zelf in werkelijkheid doen is Westerse Verlichting: iets tot licht brengen wat daarvóór troebel of misleidend was (en wat dat bleef zolang een autoriteit werd aangenomen boven jezelf). Zij geven eigenlijk het beste antwoord op het benauwde standpunt van ‘het kan alleen maar op de vedische manier’ (zoals mensen als James ‘Ram’ Swartz dit nu nog zeggen, door Dayananda beïnvloed) – wat vergelijkbaar is met ‘het kan alleen maar via de Heiland die voor onze zonden gestorven is’, en uiteraard met de extremere equivalenten hiervan uit bepaalde islamitische kringen.

Ik noem dit Westerse Verlichting omdat hierin duidelijk wordt gemaakt waar het in het Westen om gaat, als uiteindelijke bijdrage. Het is het punt dat door Kant is benoemd als ‘de durf om van je eigen verstand gebruik te maken’.
            Oosterse Verlichting legt eerder de nadruk op het luisteren naar een leraar, en tijdelijk is dat terecht. Want voor het tot besef komen van je ware natuur, van Dat wat altijd hetzelfde is, vind ik het nog altijd wezenlijk om eerst een onderbreking toe te staan in je denkpatronen, en te luisteren. En het kan dienend zijn om dat een tijd ook letterlijk te doen, te luisteren naar iemand ‘buiten je’. Dan is het niet gevaarlijk om de woorden van je leraar klakkeloos over te nemen, en tot je door te laten dringen.
            Maar zodra de zaken gaan over de vele invullingen van het leven, dan kunnen in een oogwenk machtsstructuren de verhouding gaan bepalen (ook in de verhouding met een leraar), en dan doe je er goed aan om vooral het advies van Kant te volgen. Naar mijn gevoel heeft de westerse ontwikkelingsmentaliteit vooral bijgedragen om dit soort structuren te onderzoeken, en om er antwoorden op te vinden. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is typisch een uitvloeisel van deze mentaliteit, die ik ‘Westerse Verlichting’ noem.
            Mijn Universele Verklaring van de Ware Natuur van de Mens behelst een samengaan van beide vormen van Verlichting, omdat ze in mijn ogen beide onmisbaar zijn.
           
Hartelijke groet,
                 Philip

donderdag 11 augustus 2016

                                Appearance of phenomena immediately previous to the end of totality, 1862
                                                                                             Schuimspaan, 2011

dinsdag 9 augustus 2016


Over twee tegengestelde opvattingen van ‘Verlichting’

en over de wijsheid die het samenbrengen ervan zou kunnen bieden


‘Uit Nazareth, kan dáár iets goeds vandaan komen?’
            Deze zin werd volgens de over­levering van het evangelie van Johannes geüit door een zekere Nathanaël, afkom­stig uit Kana, twaalf kilometer van Nazareth verwijderd. De zin kan symbool staan voor het gegeven dat wij eventueel iets goeds van een ander mens kunnen ontvangen, en dat wij desondanks op grond van onze indrukken van de plaats van afkomst van de brenger van dat goede, hem kunnen wantrouwen of minachten. Als wij Johannes mogen geloven was het wantrouwen van Nathanaël slechts van korte duur – hij werd leerling van Jezus van Nazareth. Heel anders ziet het eruit als wij dit gegeven toepassen op de gebruikelijke houding van de westerse mens ten opzichte van leraren die ‘verlichting’ onderrichten op de manier zoals dat oorspronkelijk in het Oosten gebeurde.(1)
            
 ‘Het Oosten, kan dáár iets goeds vandaan komen?’
            De grote meerderheid van de mensen in het Westen zal deze vraag nog steeds ontkennend beantwoorden. De meeste mensen hebben überhaupt geen belangstelling voor zoiets als ‘bevrijding’ of ‘verlichting’, en zeker waar het oosterse verlichting of oosterse bevrijdingswegen betreft wordt in het algemeen wantrouwend gereageerd, en wordt de belangstelling van anderen voor dit onderwerp snel onder de afdeling ‘zweverij’ gerangschikt.
            Het begrip ‘vooroordeel’, dat een aanduiding kan zijn voor dit gegeven, wordt door Van Dale’s woordenboek omschreven als ‘niet op kennis of redenering, maar op neiging, traditie of navolging berustend oordeel (mening) omtrent iets of iemand; ongegronde mening’. Een fenomeen als vooroordeel laat goed zien hoe gemakkelijk wij ons laten leiden door halve infor­matie, door vage indrukken en ‘van horen zeggen’. Maar het gaat hier om een diepgaand onderzoek naar de ware aard van het mens-zijn, en dan zou je toch kunnen zeggen dat het op zijn plaats is als op dit gebied niet wordt afgegaan op halve informatie. Toch lijkt het of juist hier een ‘op neiging, tradi­tie of navolging berustend oordeel’ als maatstaf gehanteerd wordt. Dus zodra iemand zich aandient met de boodschap een diepgaand onderzoek te hebben verricht wat betreft de ware natuur van de mens, is het gebruikelijk dat er schouderophalend wordt gereageerd, vanuit de mening ‘dat kennen we al, die verhalen hebben we vaker gehoord’. Als de leerschool van de genoemde boodschapper dan bovendien oorspronkelijk uit het Oosten blijkt te komen, worden vrij snel kwalificaties als ‘vaag’, ‘onpraktisch’ en ‘onwetenschappelijk’ gehanteerd.

Toch gebeurt er ook iets anders. Er is een kleine hoeveelheid mensen in het Westen, een gestaag groeiende groep, die zich wel openstelt voor onderricht over ‘verlichting’ zoals dat oorspronkelijk vanuit het Oosten is aangereikt.
            Maar waarom oosters? Waarom zou ik zo ver weg moeten zoeken – is het ‘wat je van ver haalt is lekker’, een uit middelmatigheid voortgekomen behoefte om het buitengewone te omarmen en daarmee indruk te kunnen maken? Waarom zouden de voorbeelden van vader en grootvader, van onderwijzer, dominee en directeur niet gewoon onze westerse voorbeelden zijn?
        Waarschijnlijk is de voornaamste oorzaak van het zoeken naar voorbeelden in andere culturen de gespletenheid van de voorbeelden die in het Westen vanaf de jongste kinderjaren worden aangereikt. Wat je zag was iets anders dan wat werd verteld dat je zou zien, en dat tot voorbeeld werd gesteld. Het is de gespletenheid tussen twee modellen, twee totaal tegenstrijdige (en daardoor tot ontkenning van het andere leidende) prototypes of archetypes. Deze twee modellen zijn, teruggebracht tot hun oervorm, het beste uit te drukken door de volgende tekeningen, visueel verwant en beide daterend van omstreeks 1485:


Het eerste model, een gravure van Martin Schongauer, laat het westerse religieuze symbool bij uitstek, de gekruisigde Jezus Christus, zien. Het beeld van de Lijdende Mens, die zichzelf offert ten dienste van alle anderen. Ecce homo, ‘Zie de Mens’. God die in de geschiedenis kwam en mens werd, en voor de mens stierf, en daardoor voorbeeld werd als offer.
            Het tweede model, de beroemde pentekening van Leonardo da Vinci, toont de Ontplooide Mens,(2) of liever gezegd, de zich ontplooiende, altijd verder reikende, zijn grenzen verkennende en uitbreidende mens, de nooit voltooide mens. Leonardo is zelf schoolvoorbeeld van het genie: de uitzonderlijke mens, die de andere mensen scheppend voorgaat. Was de Schongauer-gravure een van de duizenden schilderkunstige voorbeelden van één zelfde offer-scène, de Leonardo-tekening is typisch gebaseerd op een uitvinding, en is dan ook als unieke tekening bekend geworden.
            Doordat de westerse mens beide modellen tegelijkertijd als hoogste goed aangereikt krijgt, is hij in een dilemma geraakt. De renaissance heeft de mens voor een deel al zelfstandig gemaakt – maar tegelijkertijd, tijdens het zien dat de eigen zelfstandigheid tegenover de zelfstandigheid van ‘de anderen’ staat (en uiteindelijk tegenover de Ander), blijft de westerling ook in de ban van de martelaar en het lijden. Het dilemma is dus: moet ik winnen, en een held worden, of moet ik juist alles aan de anderen geven, en mezelf op de tweede plaats stellen?
            Tegelijk met het invoeren van het dilemma heeft de renaissance ook een antwoord erop gegeven, eigenlijk als een soort poging om een van de twee modellen tot hét model te maken. In de woorden van Leonardo: “Vanuit een verwarring van vormen wordt de geest aangevuurd tot nieuwe uitvindingen.” En Pico della Mirandola: “Als vrij en soeverein kunstenaar moet je als het ware je eigen beeldhouwer zijn en jezelf uitbeelden in de vorm die je verkiest.” Creativiteit is het westerse antwoord op het dilemma.
            En toch, voor velen (de eerder genoemde ‘gestaag groeiende groep’ die bereid is dieper te kijken dan de in het Westen aangereikte modellen) is het duidelijk geworden dat creativiteit, hoe wonderschoon en vervullend ook als gegeven, niet het uiteindelijke antwoord is als het gaat om erachter te komen wat de wezenlijke natuur van de mens is, en wat datgene zou kunnen zijn wat hieruit aan wijsheid zou kunnen voortvloeien. Vandaar de zoektocht van een aantal mensen via een volledig ander model.

Een model dat volledig anders is, en dat bij uitstek symbool is voor de ideale Mens volgens de verschillende Aziatische bevrijdingswegen, is de zittende en schouwende mens, het meest bekend geworden in de afbeelding van de Boeddha, de Ontwaakte, de Verlichte.(3)
 

Het afgebeelde model, een Tibetaanse tekening,(4) is net als de crucifix een van de duizenden variaties op eenzelfde thema, en kan dus vervangen worden door een Javaanse of Japanse versie. Ook een niet-boeddhistische tekening van een mediterende Indiër laat uiteindelijk hetzelfde oerbeeld zien, met als boodschap: de mens dient zich naar binnen te wenden. Zelfs al zien de plaatjes er soms totaal anders uit, zoals in het Tibetaans Boeddhisme de afbeeldingen van de vereniging van het vrouwelijke en het mannelijke,(5

 
de richting waarnaar gewezen wordt is dezelfde. Slechts de vormen verschillen, niet dat waarom het gaat. Vermoedelijk is gespletenheid zoals wij die in het Westen kennen, in het Oosten pas binnengedrongen met de komst van de Europeanen.
            De richting waarnaar gewezen wordt in het model van de Ontwaakte is bevrijding uit innerlijke gebondenheid, die ontstaan is door het idee een afgezonderd individu te zijn, een met het lichaam samenvallend persoon. Deze bevrijding is niet een toekomstwens, maar realiseerbaar in dit leven – en al door een aanzienlijk aantal mensen gerealiseerd, ook in het Westen. Een van de wezenlijke kenmerken van deze bevrijding is het besef van een aan alles voorafgaand Kennen, dat al ons waarnemen, denken en voelen mogelijk maakt. Deze bevrijding is door menigeen ervaren als het diepste en meest waarachtige dat een mens ten deel kan vallen.


zaterdag 6 augustus 2016


                                                (uit omstreeks 1983, tijdens het boek Jezus spreekt)

Jezus en de Westerse en de Oosterse Verlichting

Waar de vrijheid binnenin het onthullen van de
            heimelijk-gekoesterde triomflach
            en de vrijheid van de ware natuur van de mens
            elkaar raken (of liever: samenvallen, want vrijheid is vrijheid),
            is het samengaan te zien van
            Westerse en Oosterse Verlichting.
Het zicht op de vrijheid binnenin de triomflach
            geeft zicht op wat ‘verantwoordelijkheid’ is.
            Het ‘op je nemen’, oftewel het
‘opnemen van je kruis’, zoals Jezus het noemde.

Ik vermoed dat het aandeel van Jezus aan Westerse Verlichting
            zeer groot is, en in de kern ervan vervat is,
            maar dat dit uit het zicht is gebleven
            omdat het te ‘diep’ of te ‘alomvattend’ is.[1]
Het betreft een stilzwijgend erkennen
            dat wraak beëindigd moet worden –
            precies dat wat Jezus heeft aangetoond in zijn offer.
Westerse Verlichting gaat over het beëindigen van wraak –
            alleen is dit voornamelijk benoemd via de ratio,
            via rechtspraak, argumenteren enzovoort,
            waardoor onbekend is gebleven
            wat in staat is om de essentie van wraak te doorstralen.
Jezus had deze essentie wel met zijn offer getoond,
            maar de verwoording daarvan is via de ratio
 nooit in staat geweest om te raken;
            de essentie bleef impliciet.

Expliciet werd deze essentie altijd al verwoord
            door Oosterse Verlichting.
            Oosterse Verlichting zegt, samen met Jezus:
            Ik en de Vader zijn één’,
            en neemt dit als uitgangspunt voor al het andere.
Deze essentie is dus het begin, en niet iets om naar te streven.
            De herkenning hiervan is het uitgangspunt –
            dit noem ik Heilige Volgorde.

Dzogchenleraar Nyoshul Khenpo benoemde het
tweede niveau, het relatieve,
wel eens als het ‘niveau van liefde’.
Zo krijg je meteen een inzicht in
            hoe ‘diep’ het tweede niveau eigenlijk is.

Jezus is voor mij het grote voorbeeld
            van het belang van het tweede niveau.
Voor het boek Non-dualisme heb ik een tijd overwogen
om Jezus al letterlijk zo te benoemen,
            maar voelde dat het de tijd er nog niet voor was.

Jezus is het grote voorbeeld,
            ook voor Sint Sebastiaan natuurlijk!
Jezus is offer, voorbeeld van offer,
            voorbeeld van hoe oprechtheid
            ondanks alle dreiging door kan gaan.
Jezus betekent het durven beëindigen
            van alle wegduiken en vervalsen.


[1] En natuurlijk was de naam ‘Jezus’ zo rond 1750 te zeer verbonden met dat wat deze Westerse Verlichting misschien wel het meest in de weg zat: de macht van de kerk.

vrijdag 5 augustus 2016


God bestaat als ‘Ik’

God bestaat als ‘Ik’.
Er is niets anders. Niets staat er apart van.

Het is niet zo dat je kunt zeggen ‘ik ben God’,
            maar wel:
God ‘bestaat’ als universeel (in iedereen identiek) ‘Ik’,[*]
            dat ook, omdat het Verschilloos is,
            ‘Ik-Ik’ heet – louter niet-iets.
            Niets is er verschillend van.

Dit is wat je ‘bestaan’ mag noemen –
zolang je kunt spreken althans.
Het is de basis voor het aanduiden van alle ‘tijdelijke bestaan’,
            van alle vormen die opkomen.
Zodra je vraagt: ‘Wie ziet dit?’,
            zul je merken dat wat overblijft na de vraag
            volledig jezelf is.

Jezelf.
Nog geen vorm, geen naam, ook nog niet ‘ik’.
Wie ziet is juist een afwezigheid van bestaan,
            en direct erna is ‘bestaan’ het geval.
Dat je beleeft, is ‘ik ben’ – oftewel ‘ik besta’.





[*] In dank aan Ramana Maharshi (in Day by Day with Bhagavan, p. 197):
“ ‘Ik ben’ is waarheid, een andere naam voor ‘Zelf’.
‘Ik ben God’ is niet waar. (...)
Brahman bestaat als ‘Ik’, en niet ‘Ik ben Brahman’.
Brahman bestaat als ‘Ik ben’, in ieder ding en in ieder wezen.”

donderdag 4 augustus 2016

                                                                                                       Ike Renard-Brave

woensdag 3 augustus 2016


Besef van Zelf
Een vertaling van Atma Bodha

            vertaald door Philip Renard

Atma Bodha is een bekend klassiek tekstje van 68 verzen, dat vroeger algemeen werd toegeschreven aan Shankara, de achtste-eeuwse ‘grondlegger’ van de Advaita Vedanta. Deze toeschrijving wordt tegenwoordig door de meeste onderzoekers verworpen. Het zou van een van Shankara’s leerlingen kunnen zijn; het blijft gissen van welke tijd het dateert.
            Voor het begrip ‘non-dualiteit’ gebruikt de schrijver de term advaya, en niet het nu bekendere woord advaita. Omdat dit gebruik van advaya in de latere Advaita Vedanta eigenlijk niet meer voorkwam (het werd wel vaak door boeddhisten gebruikt), zou dit kunnen wijzen op een datering van vóór de tiende eeuw.
            Atma Bodha was de allereerste non-dualistische tekst die in een westerse taal werd vertaald: in 1812 verscheen in Londen een vertaling door John Taylor, onder de titel ‘The Knowledge of Spirit’. Ik heb mijn vertaling gemaakt in 2005, naar een vijftal moderne Engelse vertalingen. Al in 1992 had ik een begin ermee gemaakt, en had er allerlei plannen mee in de richting van een boek-publicatie. Een paar jaar geleden heb ik het een plaats gegeven als hoofdstuk 12 in mijn project Het ontwaren van verschil en het Verschilloze. Maar ik heb meer en meer de indruk dat vrijwel niemand geïnteresseerd is in dit soort klassieke teksten. Dus dat project blijft iets voor de lange baan. Nu toon ik het op Volle Cirkel, gewoon als onderdeel van mijn belangstelling.
            Een blog heeft alleen wel het nadeel dat het niet zo’n goede plek lijkt voor noten, die in dit tekstje eigenlijk nodig zijn. Wat in ieder geval, bij gebrek aan noten, wel moet worden toegelicht is een term die een aantal keren terugkeert. Dat is de term upadhi. In het Engels wordt er meestal zoiets van gemaakt als ‘limiting adjunct’. Ik heb dit een tijdlang gevolgd, en dat werd dan ‘beperkend attribuut’. Later noemde ik het ‘verbijzondering’. Upadhi duidt op het ‘invullen’ van iets dat geheel en al zonder enig kenmerk is, zonder verschil, zonder ‘invulling’. Nirguna Brahman, het Kenmerkloze oftewel Verschilloze, wordt constant van verschillen voorzien. Het ‘verbijzondert’. Ik gebruik in de huidige vertaling het woord ‘invulling’ hiervoor; dat klinkt nog het minst ongewoon in mijn oren.

De schrijver gebruikt in dit geschrift drie verschillende woorden voor hetzelfde essentiële gegeven: bodha, jñana en vidya. Deze termen zijn alledrie te vertalen als ‘Inzicht’, ‘Besef’, en ‘het Kennen zelf’ (en bodha ook nog als ‘Ontwaken’). In feite is dit Inzicht of Besef het hoofdonderwerp van de geschriften van de Advaita Vedanta, zoals in dit geval de titel, Atma Bodha, Besef van Zelf, al aangeeft. Dit inzicht is niet een van onze vele inzichten, maar het diepe ‘in-zien’ in onze ware natuur. Dit in-zien is het realiseren van Dat wat nooit tot object te maken valt, en wat daarom ook nooit kan veranderen. Dit in-zien of kennen heeft dus niets te maken met het kennen van objecten, hoe subtiel die ook mogen zijn (zoals gevoelens, inzichten, conclusies, enzovoort).
            Het is Kennen op zich.
            Het is het kennen van het Zelf (alsof dat een object zou zijn), vanuit het Zelf (alsof het een subject zou zijn). Subject en object blijken dan weggevallen als tweetal.
            Vaak worden jñana en bodha in de klassieke geschriften als uitdrukking gebruikt voor de uiteindelijke realisatie of bevrijding (de term bodhi, met dezelfde wortel als bodha, is de in het Boeddhisme gangbare term voor Verlichting) – in het huidige geschrift worden deze termen ook wel gehanteerd om de weg naar bevrijding aan te geven. Zie wat dit betreft vers 5, waarin sprake is van ‘continu bezig zijn met inzicht’. Dit is een vertaling van jñana-abhyasa. Abhyasa betekent de beoefening van iets, het steeds opnieuw aandacht geven aan iets (het Engelse ‘practising’). Hier wordt gezegd dat jñana op een gegeven moment oplost, maar dat slaat slechts op het ‘beoefenen’ ervan. Het Kennen zelf kan niet verdwijnen, ook al heeft dit natuurlijk geen enkele aanduiding meer nodig. Besef lijkt wel te kunnen oplossen, maar ook daarbij kun je zeggen dat het altijd ‘onderhuids’ beschikbaar blijft, volkomen vanzelfsprekend. De titel is niet alleen Besef van Zelf, maar ook Besef vanzelf.  
                                                     [Zie omtrent dit alles ook Het Boek van Besef]
           

B e s e f  v a n  Z e l f

                  1      
Dit geschrift, Atma Bodha, oftewel ‘Besef van Zelf’, is bedoeld voor degenen die naar bevrijding verlangen (mumukshu’s), die door een sobere levensstijl zijn gezuiverd van negativiteit, en aldus vredig en begeerteloos zijn geworden.

Alleen Besef kan bevrijding schenken

2      
Net zoals vuur het enige middel is om iets aan de kook te brengen, zo is Besef (Bodha) van alle middelen tot bevrijding het enige direct werkzame. Zonder Besef kan bevrijding niet verwezenlijkt worden.

3      
Iets ‘doen’ kan niet leiden tot het verdwijnen van niet-besef (a-vidya), omdat het er niet mee in tegenspraak is. Alleen Besef (Vidya) doet niet-besef (a-vidya) verdwijnen – net zoals alleen licht duisternis doet verdwijnen.

4     
Dat het Zelf (Atman) afgedekt lijkt te zijn door beperkingen, wordt uitsluitend veroorzaakt door niet-besef. Zodra niet-besef is doorzien, blijkt het Zelf geheel vanuit Zichzelf onbeperkt uit te stralen – net zoals de zon wanneer het wolkendek optrekt.

5      
Het zogenaamde individu (jiva) is doordrenkt met niet-besef (a-jñana). Hij kan hiervan gezuiverd worden door steeds opnieuw te trainen in het toelaten van Besef (Jñana). Besef lost daarna [als een van de delen van een tegenstelling] zelf op – net zoals de notenpoeder die gebruikt wordt voor het zuiveren van water, zelf in water oplost.

Door invullingen wordt een wereld op het Absolute geprojecteerd

6     
Het bestaan in deze wereld (samsara), vol van zowel dingen die ons aantrekken als dingen die ons afstoten, is in feite als een droom: de toestand lijkt werkelijk zolang de droom voortduurt, maar zodra je ontwaakt (pra-bodha, ‘tot besef komt’) blijkt hij onwerkelijk te zijn.

7      
Net zoals het zilverachtige parelmoer echt zilver lijkt, zo lijkt de wereld werkelijk te zijn zolang het Absolute (Brahman), het non-dualistische (advaya) fundament van alles, niet herkend wordt.

8      
Net zoals in water luchtbellen opkomen, zo komen in het Allerhoogste (Parama-ishvara), de grondoorzaak en drager van alles, de werelden op, verblijven erin en lossen er ook weer in op. 
 
                                                                                                             Ike Renard-Brave

dinsdag 2 augustus 2016


De klinkerkwinkslag,
oftewel
‘De 7 ingangen tot de Volledigheid’

1. Gat   Leegte; Niet-weten; de Verhalenafpakker

2. God   Het Schenkende; Kennende; Waarheid; Bewustzijn

3. Goed   Liefde, Vrede, Niet-strijd

4. goud   Het edele; ‘innerlijke adel’ [maar ook het
 ‘achtenswaardige’, met uitlopers als Gouden Kalf en Gouden Kooi]

5. geit   Het Levende, dierlijke, eenvoudige, natuurlijke

6. guit   Het onverwachte, spontane, humoristische

7. goot   Het ‘laagste’, dat toch altijd Datzelfde bevat


Na te hebben onderzocht wat alle klinkervariaties zijn binnen de ‘heilige’ term G_d, is gebleken dat het er precies zeven zijn:  a  o  u (dwz. met klank ‘oe’), en erna de zogenaamd ‘lagere’: ou  ei  ui  oo.*

De hoogste Waarheid is  Gat God Goed,
en de andere vier zijn de uitdrukkingen ervan.


*  Het woord ‘git’ is als zelfstandig naamwoord minder bekend. Maar dit woord is in No. 7 ook mogelijk als toevoeging bij GOOT:
GIT  Het ‘donkerste’, dat toch altijd Datzelfde bevat.

[Noot 1: Gad is de naam van de 7e zoon van aartsvader Jakob].
[Noot 2: G is de 7e letter van het alfabet].
[Noot 3: wat betreft de u en de e: er zijn natuurlijk ook nog uitdrukkingen als ‘o gut!’, en ‘getver!’].