dinsdag 12 oktober 2021

     


  Tulku Urgyen:

‘Essentie en uitdrukking’

 

       Inleiding, vertaling en commentaar Philip Renard

 

 

Voor mezelf voelt mijn onderricht vaak als een voortzetting van twee afstammingslijnen: in de eerste plaats die van Advaita-leraar Nisargadatta Maharaj en in de tweede die van Dzogchen-leraar Tulku Urgyen. Zij vullen elkaar aan, en vallen wat mij betreft op dezelfde plaats. Deze plaats zou je ‘Beleving’ kunnen noemen, en ook ‘Uitdrukking’. Het gaat om de plaats waar jij alles wat gezegd wordt zelf kunt checken, omdat jij het zelf beleeft. ‘Dit’, jouw huidige beleving op zich (door Nisargadatta vaak als ‘ik ben’ aangeduid), is klaarblijkelijk je eigen uitdrukking.

     Dzogchen-onderricht leerde ik in 1986 kennen, hetzelfde jaar waarin ik Alexander Smit leerde kennen, een directe leerling van Nisargadatta. In de loop van de jaren dat ik het specifieke van Dzogchen leerde waarderen, bemerkte ik dat ik van alle Tibetaans-boeddhistische leraren die in Engelse vertaling beschikbaar waren, één leraar er totaal uit vond springen – dat was Tulku Urgyen Rinpoche (1920-1996). Zijn zoon Tsoknyi had me wel eerder al geraakt, maar de woorden van Tulku Urgyen zelf bleken toch een meer ‘blijvend’ effect te hebben. Hij liet me zien dat zodra je werkelijk voor honderd procent overtuigd bent van een specifieke vorm van onderricht, het verder een kwestie is van het steeds opnieuw ‘stempelen’ van deze nadruk. Deze nadruk komt erop neer dat je uitgenodigd wordt om tijdens het meemaken van de uitdrukking van Bewustzijn de essentie van Bewustzijn te herkennen.

     Hieronder een vertaling van drie van zijn tekstjes hierover.

 

   1

Ik zou graag iets gedetailleerder willen ingaan op twee belangrijke beginselen: essentie en uitdrukking (ngo bo en rtsal). De verhouding tussen deze twee is vergelijkbaar met die tussen de zon en daglicht: je kunt geen daglicht hebben zonder een schijnende zon. Hetzelfde geldt voor de essentie van de geest en de uitdrukking ervan. De essentie kan niet toenemen of afnemen, hij wordt niet beter of slechter. Of de essentie nu wordt herkend of niet, in de essentie treedt geen enkel verschil op. De enige mogelijkheid voor herkenning ligt in de uitdrukking.

 

Dit is zeer inlichtend. Alleen in de huidige uitdrukking of expressie van Bewustzijn (beleefbaar als ‘dit’) kun je je ware natuur herkennen, kun je herkennen dat de essentie (Leeg, oningevuld Bewustzijn) constant het geval is, ook in de uitdrukking.

            Wat Tulku Urgyen hier ‘essentie’ (ngo bo) noemt, is in Dzogchen meestal alleen maar een synoniem van Leegte, dat als het eerste in de indeling in drie basis-aspecten van onze ware natuur wordt beschouwd. Het tweede aspect, meestal vertaald als ‘natuur’, is het Kennende aspect, het Licht-schenkende. Dit Kennende is in dit verband (van het hier besproken tweetal, ‘essentie en uitdrukking’) eveneens te beschouwen als ‘essentie’, net zozeer als het Lege aspect. ‘Uitdrukking’ (rtsal, een term die ook vertaalbaar is als potentie, energie, levenskracht, expressie, vermogen tot manifesteren) is in de drietal-indeling het derde aspect – ook al wordt soms de term ‘uitdrukking’ al gehanteerd voor dit tweede, Kennende aspect; het lijkt me wijs dit nu even terzijde te laten.

 

In veel Dzogchen-teksten wordt nadruk gelegd op het altijd samengaan van Leegte en Kennendheid – en wat Tulku Urgyen betreft kun je deze nadruk wel zijn handelsmerk noemen. Dit constante samengaan wordt Rigpa genoemd, vertaalbaar als Bewustzijn. Ik interpreteer hier Tulku Urgyens gebruik van het woord ‘essentie’ als duidend op dit onscheidbare samengaan van Leegte en Kennendheid, dat wil zeggen op Rigpa, Bewustzijn. In Advaita zou dit ‘het Absolute’ genoemd kunnen worden.

Overigens geeft de visie van Leegte (Niet-weten, het Conceptloze) als zijnde het allerhoogste ook een blik op de visie van Nisargadatta, die af en toe zei dat er in het Absolute zelfs geen Kennen of Bewustzijn is, alleen maar een ‘donkerblauwe staat van Niet-weten’. Hoe dan ook, ik beschouw het als van belang om de eerste twee als onafscheidelijk te zien, Leegte en Bewustzijn (oftewel Niet-weten en Kennen), samen voor mij aanduidbaar als conceptloos, oningevuld Bewustzijn, oftewel ‘essentie’.  

 

 De uitdrukking van de essentie heeft de mogelijkheid om zichzelf te beseffen, alsook om zichzelf niet te beseffen – hier zie je hoe Besef het hele punt is.

            Er wordt wel gezegd: “Wanneer de uitdrukking tot ‘het dagen van Besef’ komt (dat wil zeggen zodra de uitdrukking zijn eigen natuur beseft), is hij bevrijd. Dan is er vrijheid. Wanneer de uitdrukking beweegt als gedachten, als denken, is hij in de war. Dan is er begoocheling.” In het zien van dit onderscheid wordt duidelijk waarin het belang van het verschil ligt.

 

Wat hier als ‘Besef’ is vertaald, is in Tibetaans shes rab (en in Sanskriet prajñā). ‘Besef’ is de ware natuur van Beleving, van de ‘uitdrukking’. Tulku Urgyen geeft hier het verschil tussen het al of niet tot besef komen aan als het punt waar het om gaat bij het trainen van ons onderscheidingsvermogen. Je beseft of je beseft niet. Het één is vrijheid, het ander is onvrijheid, begoocheling.

 

Met andere woorden, of de uitdrukking bevrijd wordt als Besef, óf verward raakt in de vorm van gedachten, wordt bepaald door degene die het onderscheid traint, die zijn eigen natuur beseft óf niet beseft. In de essentie zelf is geen enkel verschil; die wordt niet verbeterd door het herkennen ervan, of verslechterd door het niet-herkennen. “Wanneer de uitdrukking tot het dagen van Besef komt, is hij bevrijd. Wanneer de uitdrukking beweegt als gedachten, is hij begoocheld.” Dit is wat het hele verschil uitmaakt. (...)

            Deze uitdrukking is je eigen uitdrukking. Hij komt niet van iemand anders, net zomin als daglicht ergens anders vandaan komt dan van de zon. Het vermogen om onderscheid te maken tussen essentie en uitdrukking is het kenmerk van het verschil tussen boeddha’s en gewone stervelingen.

            Het is als één identiteit met twee aspecten. De identiteit zelf, de essentie, is als jouw oorspronkelijke zon die van nature stralend en ongefabriceerd is. De uitdrukking, je eigen uitdrukking waarin nog geen herkenning is, neemt dan de vorm aan van waarnemer en waargenomene. Het waargenomene wordt als ‘daarbuiten’ beschouwd, en de waarnemer als ‘hier’. Als in de uitdrukking de essentie niet wordt herkend, neemt de uitdrukking de vorm aan van denken. (...)

            Wat is het belang van kennen, van beseffen? Wanneer je de essentie herkent van de uitdrukking [van Bewustzijn] die de vorm van denken heeft aangenomen, wordt de uitdrukking onmiddellijk ‘het dagen van Besef’. (As It Is, Vol. 1, p. 146-147)

 

   2

Op het moment van het herkennen van onze ware natuur wordt de verwarring bevrijd. Voor boeddha’s geldt het woord verwarring niet, noch het woord bevrijding. Verwarring duidt op chaotisch, misleid, op een vergissing berustend. Het woord ‘verwarring’ betekent hier ‘de uitdrukking van Bewustzijn waarin de bewegingen op vergissing berusten’. (...)

            Er is ‘Bewustzijn’ (Rigpa) en er is de ‘uitdrukking (rtsal) van Bewustzijn’. Wat nodig is, is de uitdrukking van Bewustzijn toe te staan bevrijd te worden. (...) Voor Bewustzijn zelf gelden woorden als bevrijding en verwarring niet. Het is de uitdrukking die tot conceptualiseren verviel. Zodra de uitdrukking van Bewustzijn zichzelf herkent, is het meteen ‘dagend Besef’. Dit Besef (shes rab; in Sanskriet prajñā) is een Kennen dat geheel verschilt van het gewone kennen of weten dat de uitkomst is van leren en overpeinzen. Dit Besef is de werkelijke prajñā-paramita, het transcendente Kennen of Besef, dat wil zeggen ‘de uitdrukking van Bewustzijn die zichzelf herkent’. Op het moment van Besef vloeit de uitdrukking van Bewustzijn ‘terug’ in Bewustzijn, en is er helemaal in opgelost. Zo is er alleen de staat van Bewustzijn (Rigpa), die identiek is met de staat van de oer-verlichting van alle boeddha’s, de staat waaruit nooit iets is weggedwaald van zichzelf.

 

Op het moment van Besef zie je dat Besef en Bewustzijn in wezen precies hetzelfde zijn. Besef speelt zich ook nog af in de tijd, maar Bewustzijn niet – in Besef zie je het werkelijke samenvallen van de tijd en het Tijdloze. Weliswaar kan de uitdrukking van Bewustzijn steeds opnieuw, door suggestie en fascinatie, in verwarring gebracht worden, maar zodra de uitdrukking zijn eigen natuur herkent, is er alleen maar Besef. En Besef heeft niets waarin het verschilt van Bewustzijn zelf, zodat er niet nog een ‘stap’ genomen hoeft te worden, of een verwijderingspoging. Herkennen is genoeg – al begint van hieruit wel dat wat nog training kan worden genoemd, het leren stabiliseren hierin.

 

Een bekende en belangrijke uitspraak luidt: “Wanneer de uitdrukking beweegt als denken, is hij verward. Wanneer de uitdrukking tot ‘het dagen van Besef’ komt, is hij bevrijd.” Niet dat dit betekent dat in de staat van de essentie, dat wil zeggen Bewustzijn (Rigpa), ooit enig verschil optreedt. De staat van Rigpa, Boeddha-natuur zelf, is nooit verward en nooit bevrijd. De verwarring en bevrijding kunnen alleen maar plaatsvinden in de uitdrukking (rtsal) van Rigpa.

            De staat van oer-verlichting, de oorspronkelijke, inherente verlichting (ye grol), is de essentie zelf, waar verwarring noch bevrijding is. De staat van gewone stervelingen is een constant geabsorbeerd-zijn door verward denken. Het is de uitdrukking, het denken, dat opnieuw bevrijd kan worden. Terwijl de essentie nooit enig moment verschillend was van de essentie van enige andere boeddha. Dit is het belangrijke punt: herken je eigen essentie. (As It Is, Vol. 1, p. 201-202)

 

Zoals al eerder in dit commentaar gemeld, in Dzogchen bestaat naast deze indeling in twee (essentie en uitdrukking) ook een indeling in drie. Hierin wordt benadrukt dat de essentie niet alleen leeg is, maar ook kennend ­– met andere woorden, de verschilloze essentie kan zowel negatief (‘Niet-iets’, ‘het Conceptloze’) als positief (‘altijd-aanwezig Kennen’) benoemd worden.

            De uitdrukking is dan het derde aspect, dat in Dzogchen ook als ‘ontvankelijkheid’ en ‘vermogen’ wordt geïnterpreteerd, naast de algemeen-boeddhistische interpretatie ‘compassie’ (thugs rje; in Sanskriet karunā). Dit woord thugs rje is soms te beschouwen als een synoniem van rtsal, en soms komen beide termen in samenstelling voor: ‘de rtsal van thugs rje’: zoiets als ‘het dynamische element in de potentie, in het vermogen van Bewustzijn’. Zie ook het artikel uit 2016 op mijn blog ‘Volle Cirkel’ waarin ik het drietal aspecten als gelijkzijdige driehoek toon: https://volle-cirkel.blogspot.com/2016/09/de-dzogchendriehoek-binnen-hettibetaans.html

            Later tekende ik de driehoek opnieuw, maar dan gekoppeld aan mijn eerdere tekening van de medicinale Pil van Nisargadatta, waarop duidelijk getoond wordt waar het begin van dualiteit hem in zit: in het tot Besef komen, óf het erbij laten en niet-besef de bepalende factor in het leven laten blijven. Besef dan wel niet-besef is wat mij betreft het hele punt.        

            Zie hieronder mijn nieuwe versie van de driehoek, waarin het drietal als het hier besproken tweetal wordt getoond. Je zou kunnen zeggen dat de driehoek, met de rode punten, ontleend is aan Tulku Urgyen, en de uitstralende cirkel aan Nisargadatta.

 


    3

De eenheid van Leegte (stong pa nyid) en Kennendheid (gsal ba; cognizance) heeft een door niets gehinderd en niets verhinderend (ma ’gags) vermogen (thugs rje). Als het door iets gehinderd werd, zouden we niet in staat zijn iets te kennen. Dan zou er een totale blank zijn, een vacuum-staat. Als Kennendheid en Leegte geen eenheid zouden zijn, zou het eerste zich alleen maar tijdens denken afspelen en het tweede tijdens niet-denken. Conceptueel denken blokkeert, hindert, belemmert, begrenst (...). De ‘uitdrukking (rtsal) van Bewustzijn (Rigpa)’ is onbelemmerd (ma ’gags), dat wil zeggen door niets gehinderd en niets verhinderend. Als het niet onbelemmerd zou zijn, zou Bewustzijn helemaal geen capaciteit of vermogen tot manifesteren hebben. Maar essentie heeft een vermogen tot manifesteren. De dharma-kāya en sambhoga-kāya manifesteren zich wel degelijk [en wel als nirmāna-kāya, met de historische Shakyamoeni Boeddha als bekendste voorbeeld van dit gemanifesteerde]. (As It Is, Vol. 1, p. 192)

           

   Appendix

 

Hierbij nog een tekstfragment dat op de vorige tekstjes aansluit, uit een ander geschrift, namelijk van de achtste-eeuwse Padmasambhava, door velen beschouwd als grondlegger van Dzogchen. Het is een citaat uit een boek van John Reynolds, Self-Liberation Through Seeing With Naked Awareness (p. 26 en 64):

 

Vanwege de door niets gehinderde en niets verhinderende natuur van de geest is er een voortdurend verrijzen van verschijningen en verschijnselen. Het is vergelijkbaar met hoe de golven zijn ten opzichte van het water van de oceaan, die immers geen twee verschillende dingen zijn: alles wat verrijst is al bevrijd in de natuurlijke staat van de geest.

 

Dit is wat mij betreft een zeer verduidelijkend tekstje. Omdat de natuur van de geest (sems nyid) niets verhindert en door niets gehinderd wordt (ma ’gags), is er een volledige vrijheid van verschijnen! Verschijnselen dienen zich voortdurend aan, en hoewel het verschijnsel zelf eventueel ‘illusie’ genoemd kan worden, is ‘het zich aandienen van verschijnselen’ op zich geen illusie. Het is gewoon ‘het derde aspect van onze ware natuur’. Vandaar dat vrijheid altijd op ons wacht. Niet als een genade ‘van buiten af’ – nee, als inherent aan onze ware natuur.

            Onze ware natuur, inclusief de uitdrukking daarvan, de huidige Beleving, is constant vrij. Dit is de kern van de zaak. Het is niet zo dat Beleving op zich, de huidige uitdrukking, nog ‘doorzien’ moet, of ‘weggewerkt’, om het Absolute te kunnen zien. Nee. Heel gewoon: de uitdrukking is één van de drie aspecten (1 stong pa nyid, het lege; 2 gsal ba, het kennende, 3 ma ’gags, ‘het door niets gehinderde en niets verhinderende’), als een ‘voortdurend verrijzen van verschijningen en verschijnselen’. Dat wil zeggen, Leegte en Kennen zijn weliswaar ‘essentie’ te noemen, maar het derde aspect is gewoon onlosmakelijk ermee verbonden, want ‘unobstructed’ (ma ’gags), dat wil zeggen ‘door niets gehinderd en niets verhinderend’.

            Dit is werkelijk het kernpunt van vrijheid: het feit dat het vermogen van Bewustzijn tot manifesteren door niets gehinderd wordt en ook niets verhindert. Bewustzijn verhindert geen enkele verschijning, geen enkele expressie, want het is al in harmonie met zijn huidige object.

 

_____________

 

De eerste versie van dit artikel dateert van 2009. Zie op de site advaya.nl twee tekstjes uit hetzelfde jaar: mijn eerste artikel over Dzogchen en een vertaling van een tekstje van Tsoknyi, een zoon van Tulku Urgyen.

 

Tulku Urgyen Rinpoche, As It Is, Vol. 1. Boudhanath: Rangjung Yeshe, 1999. Engelse vertaling Erik Pema Kunsang (Schmidt).

John Reynolds (vert.), Self-Liberation Through Seeing with Naked Awareness. Barrytown, NY: Station Hill, 1989.