woensdag 27 juli 2016



Manifest
omtrent het honoreren van hiërarchie:

de clou van een bevrijdend perspectief

         1
De kloof tussen ‘wij’ en ‘zij’,
            bijvoorbeeld tussen ‘het Westen’ en ‘de rest’
            (of dit nu ‘de Islam’ geldt,
            ‘andersdenkenden’, ‘vreemden’ of wat ook)
            kan wel degelijk overbrugd worden.

Beide zijden van de kloof zijn gebouwd op
            ideeën, concepten, denkbeelden.
In  dit opzicht zijn de meeste mensen het eens:
            ‘het gaat om concepten’.
Weliswaar wordt direct erna gezegd
            ‘en mijn concept is beter dan het jouwe’,
            maar er wordt niet getwijfeld aan de waarheid
            van de eigen bewering, het eigen concept –
            en dus aan concept-als-uitgangspunt, concept-op-zich.

         2
Er zal nooit een overbrugging zijn
            – laat staan een dichting –
            zolang het geloof in concepten, in waarheden, gehandhaafd blijft.
Het geloof in concepten en ideeën als de enige realiteit
            is wat verbinding altijd zal blijven verhinderen.
Pas zodra er een bereidheid is om jezelf in ieder geval
            de vraag te stellen:
            ‘Is het vertrouwen in mijn denkbeelden wel het diepste punt van mijn bestaan? Of is het mogelijk dat het van meer werkelijkheidszin zou getuigen als ik eens onderzoek wat er is, voordat er enig denkbeeld of idee opkomt?’ –
pas dan ontstaat er een opening in de richting van ‘de ander’.

Dus niet ‘ik denk, dus ik ben’, maar
            ‘ik ben er, kennelijk,
            want ik ben bewust’ – en erna
            ‘...hé, dat is al een gedachte!’
Met andere woorden, zodra je het echt onderzoekt,
            zul je zien dat je er al bent
            vóór dat je jezelf atheïst noemt,
            of boeddhist, of moslim.
Dit er al zijn
            is misschien wel een clou.

            3
In dit Manifest wordt dit als een clou bestempeld.
De clou waar het hier om gaat, is dat het besef van je eigen ‘er al zijn’
            voorafgaat
            aan iedere invulling daarvan.
Het besef van je eigen ‘er al zijn’ is in feite leeg, oningevuld –
            én tegelijkertijd wel constant kennend.

Weliswaar wordt dit lege en kennende razendsnel ‘ingevuld’,
            of ‘verpersoonlijkt’,
            maar dat is toch niet het allereerste dat het geval is.

            4
De clou is dat het erkennen van dit ‘voorafgaan’
            in feite neerkomt op het honoreren
            van een hiërarchie.
Er wordt dan erkend dat iets oningevulds, iets conceptloos,
            ‘eerder’ is, of ‘belangrijker’, of ‘urgenter’, dan andere aandachtspunten.
Een eenvoudig voorbeeld van een dergelijk erkennnen van hiërarchie is de situatie dat twee mensen die op straat met elkaar in gesprek zijn, de straat gaan oversteken. Op het moment dat zij oversteken, is er razendsnel een hiërarchie-verschuiving: zojuist was het contact met de ander nog het belangrijkste in de psyche, en opeens is opletten, links en rechts, nét iets belangrijker of urgenter. De eigen woorden, en het luisteren naar die van de ander, worden heel even naar een ‘lager’ plan gebracht.

         5
In dit Manifest gaat het om een hiërarchie-verschuiving die losstaat van omstandigheden.
            Los van dreiging van aanstormende auto of wat ook.
Het gaat om een constant-het-geval-zijnde Hiërarchie,
            dat wil zeggen een bepaalde innerlijke ordening of rangorde die eigenlijk aangeboren is, geheel natuurlijk en evident.

De ordening die er werkelijk toe doet is een ordening die gecheckt kan worden. Iedereen, ja iedereen (niet alleen de ‘westers bevoorrechte’) moet kunnen checken of een bepaalde rangorde oftewel hiërarchie kloppend is of niet.
Zodra deze hiërarchie als opgelegd voelt, is er al een verwarring met een uiterlijke hiërarchie, waarin de vrijheid van de ene mens
            bepaald kan worden door een ander.
            Twee letters zijn al voldoende om de associatie met deze hiërarchievergissing te illustreren: SS (en in het huidige leven: IS; slechts één letter verschil – verschrikking blijft het geval).

         6
Dit soort associaties brengen het begrip ‘hiërarchie’ in een verdachte hoek.
Waardoor er maar één boodschap over lijkt te blijven:
            vooral geen hoog en laag, vooral geen rangorde –
            anders zou meteen de associatie geloofwaardig worden met de krankzinnigheid van nazi’s en religieus-gestoorden.
Misschien is deze conclusie wel gebaseerd op een wantrouwen in de
            eigen ware intelligentie (wat je ook wel kunt benoemen als ‘verse intelligentie’; of ‘kale intelligentie’).
Waarschijnlijk bestaat er in de westerse, door wetenschappelijk ‘weten’ (of ‘kennis’) gedomineerde wereld een wantrouwen tegen het zelf los kunnen staan van dit soort vergissingen.
Dit wantrouwen is tragisch.
            En het is tegelijkertijd arrogant.

            7
Deze arrogantie is pure verblinding.
Het heeft niets te maken met een oprecht onderzoek.
Op een onuitgesproken manier wordt in het circuit van wetenschappelijk ‘weten’ namelijk wel degelijk al een hiërarchie aangelegd, en wel een die gebaseerd is op afspraken van het verstand. Deze afspraken bieden houvast, en zonder dit houvast lijkt men niet te kunnen.
Verstand, logica, ‘de rede’, dat vormt de hoogste factor in de hiërarchie.
Ieder creatief idee, iedere waarachtige innerlijke ervaring of ontdekking wordt hieraan getoetst – aan verstand, weten, enzovoort
            [ overigens ook aan de eventuele geldstroom die ermee gepaard kan gaan. Wel pragmatisch blijven! ].

            8
Dit Manifest doet een beroep op de
            ware, ‘verse’ intelligentie van ieder mens.
            Hoog opgeleid, laag (of niet-) opgeleid.

Iedereen heeft een innerlijke hiërarchie.
Alleen is het voor velen lastig om die te verwoorden.
            Velen noemen dit ‘zo voel ik het gewoon’,
            of ‘iets zegt me dat dit wezenlijk is’.
Vager kan bijna niet. Je ziet meteen al de milde (‘tolerante’) glimlach van de hoog-opgeleiden voor je.

            9
Het gaat hier om een innerlijke hiërarchie die werkelijk een clou is, de clou namelijk van wat je ‘bevrijdend perspectief’ kunt noemen.
Weliswaar is je loutere ‘er zijn’ (datgene wat hier als ‘eerste in de hierarchie’ werd genoemd) geheel leeg, en daardoor misschien voelend als ‘niets bijzonders’,
            maar tegelijkertijd is het onafgebroken kennend.
En dat is juist zeer bijzonder.
Deze twee, het lege en het kennende,
            zijn volstrekt onafscheidelijk, zonder enige onderbreking.

         10
Religieus-sprekende mensen zien in dit grootse geheel van
            lege & kennende een Hoger Beginsel.
Eigenlijk is íets daarvan wel kloppend.
Het is een Hoger Beginsel – eigenlijk zelfs iets dat verdient om ‘gehoorzaamd’ te worden, in ieder geval beluisterd.
Alleen zit hierin meteen een valkuil, die soms tragische vormen aanneemt. Het tragische is dat dit ‘Hogere’ geïnterpreteerd wordt als buiten jezelf, buiten ‘je geest’.
Alsof er een Geest boven of buiten jouw Geest, of geest, kan bestaan
            (áls er al herkend wordt dat zoiets als ‘geest’ nét iets anders is dan ‘het brein’, waar de laatste tijd menig tv-programma zich over buigt. Daarin wordt vaak gesuggereerd dat het biologische, tastbare, opeens zou kunnen kennen, dus opeens een soort ‘licht’ zou bevatten, een licht dat zo maar bewustzijn schenkt – vergelijkbaar met een elektrisch snoer dat uit zichzelf, slechts in contact met een ander snoer, elektriciteit zou kunnen aanleveren).

Je zou kunnnen zeggen dat ‘Geest’ in feite Bewustzijn zelf is, Gewaarzijn, Kennen-als-zodanig. Dat kent geen dimensie, geen buiten of binnen, geen eigenaar.
Zodra iets als ‘buiten je eigen Geest’ wordt gevoeld, is er meteen een gevoel van hoog en laag.
            Macht, superioriteit, en benauwenis kunnen meteen optreden.

            11
Het terechte van de religieuze manier van interpreteren is wel dat er een bereidheid in de geest ontstaat om ‘iets’ boven ‘iets-anders’ te zetten.
Het is een soort wijzen naar een hiërarchie die op zich terecht is, maar niet als vorm, als manier, en zeker niet als ‘geloof’.
            Dat is allemaal verouderd.

Het gaat er gewoon om dat gezien wordt dat ‘iets[1] (in de geest) belangrijker is dan ‘iets anders’ (in de geest).
Als dit ooit erkend zou worden door alle partijen,
            kan iedere patstelling opgeheven worden.

         12
De clou van dit alles is dat,
            áls het terecht is om een innerlijke hiërarchie te volgen,
            dit alleen maar terecht is als datgene wat bovenin staat
            BEVRIJDEND is – en wel voor ieder mens.
Het wezenlijke punt is dat de zogenaamde ‘bovenste plaats’ bij ieder mens identiek is. De ware natuur van de ene mens is identiek aan de ware natuur van een ander. Alleen de karaktereigenschappen verschillen.

Logica is slechts voor een klein onderdeel van de mens bevrijdend te noemen. Het is een fragment – hoe belangrijk het vaak ook is.
En zoiets als ‘God’, boven mij, is slechts voor een heel goede verstaander bevrijdend te noemen.

Het Lege & Kennende is louter bevrijdend.
Het herkennen van het Lege & Kennende staat totaal los van verleden, van hoog-en-laag, van verhalen, van schuld.

         13
Het herkennen hiervan is eigenlijk het beste te verwoorden als
         luisteren naar de reeds in jou aanwezige echtheid.
Het samengaan van het lege en kennende is je eigen echtheid,
            je allerdiepste werkelijkheid.
Dat je hier nooit naar hoeft te zoeken is de clou.
De reeds in jou aanwezige echtheid is de clou.

Bovenin de hier beschreven hiërarchie staat
            dat wat het minste tijd vraagt,
            waar je nooit naar hoeft te zoeken
            omdat het het meest ‘jezelf’ is.
Je eigen aanwezigheid, je ‘er zijn’, vraagt geen enkele tijd.
            Het opmerken ervan is onmiddellijk.
De hiërarchie is dus:
            herken eerst wat je zelf bent,
            en vervolgens
            wat je daarin ziet oprijzen.



[1] Weliswaar kan hier herkend worden dat dit ‘iets’ in feite juist ‘niet-iets’ is, maar dit terzijde. Dit niet-iets is de ware natuur van alle ‘iets’en die in de geest oprijzen.

vrijdag 22 juli 2016

woensdag 20 juli 2016


Je kijkt altijd al vanuit het Verschilloze

Het vanzelfsprekende verdient onze belangstelling.
En meer dan dat: het verdient onze waardering.
            Omdat wat vanzelf spreekt het meest natuurlijke is dat we kennen, gewoon ‘aangeboren’.
Dit is niet iets dat verworven kan worden, of moet worden.
Het verdient onze waardering omdat het het meest betrouwbare is dat er is, juist omdat het bij ieder is aangeboren, en niet aangeleerd.
            Het is het meest betrouwbare omdat het jezelf is.

Het is niet dat het hierbij om het woord ‘ik’ gaat,
            maar om het diepe gevoel dat eraan ten grondslag ligt,
            het gevoel ‘er te zijn’ –
            en zelfs dieper of wonderbaarlijker dan dat,
            in feite dieper dan welk gevoel of woord ook.
Het is ‘zijn’ op zich, in de meest absolute zin van het woord.
Het is onafhankelijk van wat ook.
Het is dat van waaruit je altijd al kijkt.
Al je ‘kennen’ of ‘meemaken’ gebeurt vanuit dit vanzelfsprekende.

Jij bent het Verschilloze.
Het Verschilloze ziet alle verschillen.

Dankzij het feit dat jij zelf verschilloos bent,
            kun je verschillen ontwaren.
Jij kijkt altijd al vanuit het Verschilloze.

Alles wat verschilt
            bestaat alleen maar uit het Verschilloze,
            dankt daar zijn verschijning aan
            en ook zijn ‘bestaan’.
Het Verschilloze bestaat als alle verschillen.
Er is niets anders.
Alles treedt op, als verschil,
            terwijl het constant hetzelfde Verschilloze blijft.

De uitnodiging is dat je gaat herkennen
dat alleen het Verschilloze ‘is’,
en dat jij dat bent.

‘Ik’ kent geen synoniem.
Dat betekent dat niets ermee vergeleken kan worden.
Ik is ik is ik is ik is ik enzovoort.
‘Ik’ lijkt niet op iets anders.
Er is geen verschil te bekennen in ‘ik’,
en tussen ‘ik’ en ‘ik’.

dinsdag 12 juli 2016



Het meest grootse schilderij ooit

Nee, ik bedoel natuurlijk niet dat ik opeens een schilderij zou gaan aanwijzen alsof dat voor iedereen het meest grootse van alle zou zijn. Ik bedoel met de titel het schilderij dat mij het meest grootse moment van schilderij-zien ooit heeft doen meemaken. Tweemaal in mijn leven heb ik beleefd dat ik tot tranen toe geroerd was door een schilderij (waar ik zeker ook een keer over wil schrijven), maar dit was van een geheel andere orde. Dit was massief, één blok grootsheid en echtheid dat me overweldigde.
            Ik praat over het Gezicht op Toledo van El Greco, zo rond 1610 geschilderd. Het was in het Metropolitan Museum in New York, toen ik daar voor het eerst was, in 1980. Het schilderij hing in een zaaltje apart, en je zag het pas als je een hoek omsloeg. Zodra ik in het zaaltje was, was er alleen maar dit doek, bijna anderhalve meter hoog. Onmiddellijk was alles kracht, weidsheid, zindering, en stilte. Commentaren erop spreken soms van ‘spookachtig licht’, maar dat vind ik onzin. Er zit helemaal niets spookachtigs aan dit licht. Het schilderij toont juist, meer dan welk dat ik ken, dat de wereld zelf uit licht bestaat, en dat dit licht een ongelooflijke kracht heeft, zonder enige verwijzing naar of afhankelijkheid van iets anders, laat staan een spook.
            Ik had tientallen keren reproducties van dit schilderij gezien (met verschillende kleur-interpretaties), en ik vond het altijd best heel goed. Maar dit, deze krankzinnige echtheid en schoonheid, dit had ik niet verwacht. Ik plaats hierbij een reproductie, en dat is hier meer dan elders ‘slechts als verwijzing’. Meer kan ik niet.

zondag 10 juli 2016






Besef en niet-besef

Middenin de huidige vorm, die een
gedachte kan bevatten, een waarneming of een emotie,
kun je de vraag stellen:
‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’
Als deze vraag echt naar binnen valt,
is er Besef.[1]
Dit is niet een besef van iets,
maar juist een ‘zien dat er niet iets te zien is’.
Een ‘besef van wat besef’ is –
vandaar ‘Besef’ met een hoofdletter.
Het slaat een gat in iedere redenering, in ieder verschil.
Besef heft zichzelf op.
Besef toont Datgene wat voortdurend
kennen, voelen, meemaken enzovoort schenkt,
en wat zelf niet ‘iets’ is, en zelf geen ‘bestaan’ heeft.
Het Verschilloze.

Als de vraag ‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’
echt naar binnen valt,
is er geen enkel verschil meer.
Geen verschil is er om ‘antwoord’ te bieden op deze vraag.
Maar wel kun je opmerken dat het helemaal ‘jezelf’ is,
volkomen betrouwbaar –
ja, het meest betrouwbare dat je kunt opmerken.
Dat is het Verschilloze.
Dat ben jij altijd al.
Je kijkt altijd al vanuit het Verschilloze,
en verschil wordt direct gezien.

‘Besef’ is waarschijnlijk de beste term
om dit aan te duiden,
dit herkennen van jezelf als het Verschilloze.
Besef is de herkenning
dat jij niet verschilt van het Verschilloze,
het Uiteindelijke, het Absolute.

Als er eenmaal Besef is,
kan opgemerkt worden dat er ook niet-besef kan zijn – 
zodra er verschil is.
Niet-besef is alles wat niet Besef is,
alles wat niet het Verschilloze is.

Je kunt zeggen dat Besef en niet-besef
de allereerste dualiteit vormen.
Zodra er ‘verschil’ is, is er Besef en niet-besef.
Besef wijst terug naar het Verschilloze,
en niet-besef veroorzaakt alle verdere verschillen.
De allereerste dualiteit wordt ‘beginloos’ genoemd,
want tijd bestaat nog niet.
Tijd ontstaat pas binnen de allereerste dualiteit,
zodra niet-besef iets veroorzaakt.
Niet-besef is beginloos,
maar veroorzaakt begin.[2]
Nu begint er iets. Verschil begint nu.
Zodra je beseft, is er geen begin te bekennen,
geen tijd, geen verschil.

Dit alles geldt ook het individu.
In Werkelijkheid is er geen individu.
Er is slechts het Verschilloze.
Zodra er ‘verschil’ is, is er Besef en niet-besef, de eerste dualiteit.
Besef wijst terug naar het Verschilloze,
en niet-besef veroorzaakt alle verdere verschillen,
met daarbij onmiddellijk het verschil
tussen zich-identificeren-met
en  zich-verschillend-achten-van.
Het ‘identificeren-met’ is de eerste kiem van het individu  
         – meestal nog vaag, ‘onbewust’.
Omdat dit nog ‘onbewust’ gebeurt, kun je dit vergelijken
met de toestand van diepe slaap.
Tijdens de diepe slaap, waar geen enkel verschil wordt opgemerkt, 
          is nog geen individu aanwezig,
ook al blijkt na de slaap het individu op te rijzen.
Het is een mysterie.
Het is volstrekt ongrijpbaar, deze oorsprong van verschil.



[1] Zie Philip Renard, Het Boek van Besef, Cothen, 2014; en Cornelis Verhoeven, Het besef, Baarn, 1991.
[2] Hier moet worden opgemerkt dat het woord ‘niet-besef’ de vertaling is van de technische term avidya, dat zowel in Vedanta als Boeddhisme hét oergegeven is dat doorzien moet worden. In beide tradities wordt steeds benadrukt dat avidya beginloos is. Dit is een wezenlijk punt; zie ook het stukje ‘Oer’. Zeer inlichtend zijn opmerkingen hierover in de Ch’i-hsin Lun, oftewel ‘The Awakening of Faith’, Hakeda-vertaling (1967), p. 50; en artikel van Whalen Lai, ‘Suddenly a Thought Rose’ (1980).