vrijdag 18 augustus 2017



Nicolas Jenson
Het genie dat onze huidige letter creëerde

Naar mijn gevoel wordt er veel meer getypt dan vroeger. Misschien heet het beroeren van een smartphone met een of twee vingers (of duimen) niet eens meer typen. Maar er worden constant afbeeldinkjes van het latijnse alfabet aangeraakt, en daar doel ik hier op. Voordat e-mail bestond belde je meestal; slechts af en toe schreef je iemand een brief. En áls je dan een brief schreef, was dat in de meeste gevallen nog met de hand, althans ik deed dat zo. Het gebruikmaken van lettermateriaal dat door anderen is aangeleverd, zoals in typemachine, tekstverwerker en zetprogramma, was toen helemaal niet vanzelfsprekend, en nu wel – op computers en smartphones wordt volledig geput uit bestaand lettermateriaal.

De vorm van deze letters is ooit door een paar mensen vastgelegd. De meeste mensen kennen wel de naam Gutenberg, als ‘degene die de boekdrukkunst heeft uitgevonden, zo rond 1450 in Mainz’. Gutenbergs uitvinding is geniaal. Hierdoor werd het voor het eerst mogelijk een veelvoud te vervaardigen van werkelijk identieke exemplaren. Marshall McLuhan illustreerde dit vijftig jaar geleden op een prachtige manier, met uitspraken als
“Printing, a ditto device
Printing, a ditto device
Printing, a ditto device, etc. (...)
      It provided the first uniformly repeatable ‘commodity’, the first assembly line – mass production.”
            En: “As we begin, so shall we go”.[1]


Toch heeft Gutenberg met de huidige typografie eigenlijk al niet echt meer te maken, omdat zijn tijdperk voorbij is – in ongeveer 1975 kwam er een einde aan het zetten met loden letters. Bovendien is de vorm van de letters van Gutenberg, de ‘textura’ (een van de vormen van het gotische schrift), allang niet meer in gebruik. Ziehier een voorbeeld, uit zijn bijbel van 1454 of 1455:
          

De letter die wij nu gebruiken wordt ‘romein’ genoemd.[2] En de vorm van deze romein-letter is zo’n vijftien jaar na Gutenbergs uitvinding gecreëerd, op grond van bestaande geschreven vormen, namelijk het humanistische schrift. Hierbij twee voorbeelden:

  















Dit schrift was een interpretatie van de laat-Karolingische minuskel door huma-nistische kopiisten. Die zagen deze schrijfletter aan voor een schrift uit het oude Rome. De hoofdletters (of kapitalen) waren inderdaad afgeleid van keizerlijke Romeinse inscripties, maar de kleine letters (minuskels, later ‘onderkast’ genoemd) waren pas sinds het eind van de achtste eeuw in West-Europa ontwikkeld. Vanaf het begin van de vijftiende eeuw, na een eeuwenlange onderbreking waarin gotische lettersoorten gangbaar waren, werd dit karolingische/humanistische schrift steeds verder verfijnd, waarbij de letters op zich steeds meer afzonderlijke vormen werden. De schreven van de letters werden steeds kleiner, behoedzaam gevormd om ze meer in overeenstemming te brengen met de schreven van de oorspronkelijk in steen uitgehakte kapitalen.


De eerste lettersnijders die een romein maakten, in 1465, waren de Duitsers Konrad Sweynheim en Arnold Pannartz, die in Subiaco, zo’n 70 km van Rome, de drukkunst in Italië geïntroduceerd hadden. Zie hierbij hun eerste boek, De Oratore van Cicero, het eerste boek dat gedrukt was in Italië:


Hun letter had nog wel een zekere verwantschap met de gotische types, dat wil zeggen dat ze nu niet echt als ‘een gewone letter’ zouden worden herkend. Dat veranderde toen in 1468 de broers Johann en Wendelin von Speyer (oftewel Da Spira, zoals ze in Italië werden genoemd) in Venetië neerstreken. Zij vervaardigden in 1469 een romein die wij nu wel al min of meer als een gewone letter zouden ervaren. Zie hierbij een detail uit hun eerste boek, eveneens van Cicero, Epistolae ad Familiares:


Maar het was toch de Fransman Nicolas Jenson (ca. 1420-1480) die, eveneens in Venetië, in 1470 een letter creëerde die werkelijk ‘onze huidige letter’ is: in de basis identiek aan een gebruikelijke schreefletter van de eenentwintigste eeuw (volgens verschillende onderzoekers was Jenson overigens ook verantwoordelijk voor de letter van Johannes da Spira uit 1469).[3] Ziehier een paar afbeeldingen uit Jensons eerste boek, De Evangelica Praeparatione van Eusebius, uit 1470 (de getoonde hele pagina is dezelfde pagina als die bovenin het artikel; zo kun je een indruk krijgen van de vrijheid om verschillende verluchtingen te maken rondom eenzelfde zetspiegel):










Ik vind de pagina’s met Jenson-letters prachtig. Toch is dit uiteindelijk niet het punt. Er zijn schrijvers die zeggen “Jenson behoort tot de allerbeste letterontwerpers.” Ook dat is niet het punt – het betreft hier geen vergelijking tussen een willekeurig stel ontwerpers. Het gaat erom dat Jenson de letter heeft vastgelegd. Zijn letter werd de norm voor alle letters na hem. Ook al zijn er veel pogingen gedaan om eens iets heel anders te maken, steeds bleef Jensons letter de norm. Alle letters kunnen geijkt worden aan de zijne.
            Met de letter in dit boek, Eusebius De Evangelica Praeparatione, is onze letter begonnen.
            In mijn ogen is dit boek een van de meest waarachtige monumenten van wat ‘renaissance’ genoemd wordt. Met de grote humanistische schrijfmeesters was de renaissance natuurlijk al decennialang gaande, maar nu deze humanistische letter in los letterzetsel vervaardigd kon worden, met andere woorden dat er nu met de nieuwe technologische vaardigheid een samenspel ontstond – ja, dat noem ik een hoogtepunt van de renaissance. Het grootse hiervan was dat nieuwe humanistische ideeën (wat je op een bepaalde manier ‘de bron van de Westerse Verlichting’ kunt noemen) in alle richtingen verspreid konden worden. 
           Ziehier nog een paar afbeeldingen uit  latere boeken van Jenson, de eerste uit 1471, de andere uit 1472, allemaal even mooi:



 
Het is verbazingwekkend dat Jenson niet vermeld wordt op de Wikipedia-pagina over de renaissance – terwijl ik nog wel een standbeeld voor hem had willen bepleiten!
            Je kunt inderdaad zeggen dat het Gutenberg Tijdperk voorbij is, maar het Jenson Tijdperk gaat gewoon door, hoe onopgemerkt ook. Hiermee bedoel ik dat weliswaar de computer-zettechniek het helemaal heeft overgenomen van de lood-zettechniek (die zoals gezegd door Gutenberg was aangevangen), maar dat de letter zelf, de zichtbare ‘romein’, nog steeds volop gebruikt wordt, in al ons internet en mail-verkeer. Geen wezenlijke wijziging ondergaan. Het is een groot wonder, deze creatie van ‘de echt tijdloze drukletter’ (terwijl de gotische letter van Gutenberg nu nog slechts een curiosum is). Gutenberg schiep een vergankelijk procedé, maar Jenson een blijvend voorbeeld.

LINKS:
Ik voeg hierbij links naar zowel Nederlandse als Engelse Wikipedia-pagina’s. Opvallend genoeg is dit een van de weinige keren dat ik de Nederlandse Wiki beter vind dan de Engelse. Ik kan aanraden de Nederlandse over Jenson te lezen.


BOEK:
Martin Lowry, Nicholas Jenson and the Rise of Venetian Publishing in Renaissance Europe. Oxford: Blackwell, 1991.

NOTEN:
1. Catalina-amfibievliegtuigen op de lopende band. Marshall McLuhan en Quentin Fiore, The Medium is the Massage. New York: Bantam, 1967; p. 45-50.
2. De aanduiding ‘latijns schrift’ voor ons alfabet betreft het geheel ervan: voornamelijk duidt dit op de romein, maar het includeert ook bijzondere vormen zoals de genoemde textura (een van de vormen van gotisch schrift) en het Ierse unciaalschrift. Buiten dit latijnse schrift is ook het griekse en het cyrillische schrift beïnvloed door het vastleggen van de romein-drukletter door Jenson. Jenson sneed zelf al in 1471 griekse letters. De eerste druk met cyrillische letters was in 1490 in Krakau, en in 1494 werd ook in Cetinje (Montenegro) een boek in cyrillisch gedrukt. Dit boek was weliswaar al beïnvloed door de ontwikkeling die gestart was in Venetië, maar de vorm van de letters was nog een unciaal, dat wil zeggen een lettersoort zonder onderscheid tussen kleine letters en hoofdletters. Pas in 1708 werd, door toedoen van tsaar Peter de Grote, in een Nederlandse werkplaats een nieuwe vorm van cyrillisch ontwikkeld, waarin dit onderscheid wel aanwezig was. Deze letter was in feite gebaseerd op de romein – dus op het voorbeeld van Jenson. Door dit identieke uitgangspunt kunnen twintigste-eeuwse lettertypes zoals de Times en de Baskerville (en hedendaagse zoals de Quadraat) ook een cyrillische versie hebben.
3. Zie bijvoorbeeld John Lane in Mathieu Lommens Het boek van het gedrukte boek (Amsterdam University Press, 2012) p. 18, en Warren Chappell in zijn A Short History of the Printed Word (Dorset Press, New York, 1989) p. 68-69.

POST SCRIPTUM:
Na het voltooien van dit artikel stuitte ik op een blog van Riccardo Olocco, die een nadruk blijkt te leggen die vergelijkbaar is met de mijne. Eindelijk – voor mij voor het eerst­ – iemand die ook het werkelijk originele maatstaf-karakter van Jenson benadrukt, in plaats van het schenken van een waarderend knikje alsof Jenson ‘inderdaad mooie letters maakte’. Olocco is veel meer een kenner dan ik, dus als iemand dieper wil ingaan op details, kan ik hem aanraden verder te lezen op zijn blog: