Siddharameshwar
Maharaj
Leermeester van Nisargadatta Maharaj (en vele
anderen)
Vraag aan
Nisargadatta: ‘Beschouwt u zichzelf als in de voetstappen getreden van uw
goeroe?’
Nis. Mah.:
‘Hij heeft geen voetstappen. Hij heeft geen voeten.’ (Seeds, p. 121)
In december 1989 reisde ik voor het eerst naar India. De
aanleiding was mijn diepe geraaktheid door het Advaita-onderricht van mijn
leraar Alexander Smit en zijn leraar Shri Nisargadatta Maharaj, en mijn
benieuwdheid naar de achtergronden ervan. Alles wat Nisargadatta in I Am That vertelde over zichzelf en zijn
leraar Shri Siddharameshwar Maharaj voelde als een groot voorbeeld. Ik ervoer
deze beschrijvingen als het mooiste dat ik kende over de
leraar-leerlingverhouding. Vandaar dat ik graag de sfeer wou proeven van wat er
nog te vinden was van deze traditie, deze guru-parampara, oftewel leraar-afstammingslijn. ‘Inchageri-traditie’[1] werd deze genoemd, naar
een dorpje in Noord-Karnataka.
Inchageri. Daar
wou ik naartoe, dat werd me duidelijk.
Na vliegtuig, trein en een nacht in een hotel in Sholapur, in
het zuiden van Maharashtra, kwam ik aan in de stad Bijapur, waar Inchageri bij in
de buurt ligt. Ik had het geluk dat ik vooraf inlichtingen had gekregen over
iemand in Bijapur die zelf tot de traditie behoorde, en connecties had met
anderen in de omstreken van de stad. Via hem kwam ik allereerst aan in Kannur, een
vlek midden in een soort niemandsland. Hier had Shri Ganapatrao Maharaj, een
andere leerling van Siddharameshwar, een math
gesticht (in het Westen wordt dit meestal ashram
genoemd): de Shanti Kuteer. Meteen al bij aankomst bleek hoe bijzonder de ashram
eruitzag: hij was volledig voorzien van muurschilderingen.[2]
Ook binnen bleek dit het geval. Op de onderste foto is de grote
zaal te zien, met de schilderingen. Siddharameshwar kun je zien achter de
rechterpilaar (dit is de schildering waarvan een uitvergroting boven dit
artikel staat). Hij is degene om wie het in deze ashram draait. Hij is de Sad-Goeroe,
ondanks de aanwezigheid van de levende Goeroe, Ganapatrao. De afbeelding van
Siddharameshwar wordt geflankeerd door twee grote voorbeelden: rechts is Ramana
Maharshi te zien, en links van hem (helaas onzichtbaar op de foto, achter de
vader met dochter) Shankara, de achtste-eeuwse grondlegger van de Advaita
Vedanta. Op de muur links zie je de schildering die op de onderstaande foto
duidelijker getoond wordt.
Deze schildering geeft de afstammingslijn weer – de twee gele
cirkels laten goed zien waar het om draait. De onderste cirkel straalt vanuit
Siddharameshwar Maharaj (1888-1936), en in de cirkel erboven wordt zijn spirituele
afstammingslijn getoond. Recht boven hem, net zo groot geschilderd, zit zijn
leraar Bhausaheb Maharaj (1843-1914).[3]
Boven Bhausaheb zit rechts diens leraar, Nimbargi Maharaj (1790-1885), en links
is het veronderstelde uiterlijk te zien van een zekere Muppina Muni, degene die
Nimbargi ingewijd zou hebben. De zes figuren die hier rechts en links omheen zijn
gegroepeerd, zijn alle zes leerling geweest van Bhausaheb Maharaj, dus medeleerlingen
(guru-bandhu’s) van Siddharameshwar. Ik weet slechts van drie ervan de
namen. Allereerst links bovenin Girimalleshwar Maharaj; hij is degene die in
Inchageri een tempel bouwde voor zijn leraar Bhausaheb. Links onderin is nog
net iets te zien van Amburao Maharaj (1856-1933), die na de dood van Bhausaheb in
1914 een grote rol heeft gespeeld bij het voortzetten van de Inchageri-traditie
toen de overige medeleerlingen nog jong waren. Rechts onderin is, helaas een
beetje vaag vanwege het gespiegelde licht, een van die medeleerlingen te zien: Gurudev
Ranade, die ook in het academische Westen bekend is geworden, namelijk als
Professor R.D. Ranade. Hij heeft het Westen kennis laten maken met de grote
Marathi-schrijvende leraren en dichters, zoals Jnaneshwar, Tukaram en Ramdas.[4]
In steden als Sholapur en Bijapur kun je ook op straat
afbeeldingen van Siddharameshwar kopen. Hier zie je zo eentje.
Laat ik eerst
iets verder ingaan op Siddharameshwars leven. Hij is geboren in augustus 1888,
in een dorpje genaamd Pathri (in het Sholapur district van de Bombay Presidency).[5] Rond zijn achttiende trouwt
hij, en gaat hij in Bijapur wonen. Hij wordt in 1906 ingewijd door Bhausaheb
Maharaj, die in 1903 zijn math in
Inchageri had gevestigd (daarvoor was dat in zijn eigen woonplaats Umadi
geweest). In 1914 sterft Bhausaheb. Geraakt door het verlies van zijn leraar,
verlaat Siddharameshwar zijn werk bij een katoenfirma, en zwerft rond, vrijwel
zonder voedsel.
Rond het
jaar 1919 begint hij een extreme periode van uitsluitend mediteren, die negen
maanden zal duren. Bhausaheb had een weg doorgegeven die neerkwam op Nama-mantra, het voortdurend mediteren
op een naam van God. Siddharameshwar merkt in deze tijd dat dit voor hem niet
voldoende is. “Ik wil hier voorbij!” zegt hij tot zijn medediscipelen, die helaas
de noodzaak hiervan niet kunnen meevoelen. In het lang afgezonderd zitten vindt
hij zijn eigen weg, door het beseffen van onmiddellijkheid – hij beseft datgene
wat voorbij (en voorafgaand aan) meditatie is. Hij beseft Dat
waar alles om gaat, de Uiteindelijke Werkelijkheid (Paramartha – wat door hem in de latere jaren ook wel Vijnana zal worden genoemd, als term
voor het Uiteindelijke Kennen).
Wat hij
ontdekt wordt wel ‘de weg van de vogel’ genoemd, in tegenstelling tot ‘de weg
van de mier’. Hij ontdekt vanuit zichzelf de directe weg. Je kunt ook zeggen
dat hij ontdekt wat een ‘heilige volgorde’ is: zijn leraar Bhausaheb had
benadrukt dat er eerst verlangenloosheid (vairagya)
en devotie (bhakti) moet zijn en pas
daarna inzicht (jnana), maar
Siddharameshwar maakt nu belangrijk dat het andersom moet zijn: eerst inzicht, en daarna verlangenloosheid en devotie. Zijn onderricht wijkt af
van dat van zijn leraar, hoezeer hij ook zijn leven lang totaal trouw aan hem zal
blijven, en zijn foto altijd met zich mee blijft nemen. Dit is wat in mijn ogen
Siddharameshwar ook nu nog zo bijzonder maakt: de combinatie van trouw aan de
leraar en toch ook een soort doorboring ervan, een volstrekte eigenheid – een vertrouwen
in jezelf zodat vandaaruit het meest waarachtige tot uitdrukking kan komen.
Via een medediscipel die bij de rechtbank in Bagewadi werkt, gaat Siddharameshwar op een gegeven moment in die plaats op een advocatenkantoor werken. Zo komt hij rond 1920 ook in Bombay. Hij leert daar de advocaat Vakharia kennen, die een discipel van hem wordt. In de beschrijvingen van het leven dat hij leidt, is het vaak onduidelijk wat zijn werk precies inhoudt; de term ‘accountant’ wordt soms gebezigd, en soms ‘manager’. Voor zijn werk moet hij vaak rechtszittingen bijwonen, en moet hij ook reizen – hoewel het in zijn biografie wel lijkt of het reizen tussen de plaatsen waar hij lezingen geeft, niet voor zijn werk was, maar geheel en al voor het geestelijk onderricht. Zeker is dat Vakharia hem veel steun verleent, waardoor hij in staat is te reizen en zijn onderricht overal te verspreiden. Steeds blijft hij een of twee maanden in een van de plaatsen (Bombay, Sholapur, Inchageri, Bijapur en Bagewadi), en reist dan vervolgens naar een van de andere. In al deze plaatsen geeft hij onderricht en houdt hij devotionele bijeenkomsten. Ook in Pathri komt hij nog regelmatig; daar wonen zijn vrouw en kinderen bij zijn vader en moeder. In 1928 bouwt hij een math in Bagewadi.
Geheel in de
lijn van zijn traditie besteedt hij in zijn lezingen veel aandacht aan een paar
oude teksten, met name aan Dasbodh van
de zeventiende-eeuwse Samarth Ramdas. In 1925 wordt een artikel uitgegeven van
Siddharameshwar zelf, dat later vertaald is als ‘Golden Day’. Hierin benadrukt
hij de noodzaak van een waarachtig geestelijke ondergrond onder ieder
wetenschappelijk onderzoek.
Tijdens een
lezing over de Yoga Vasishtha in
Bombay, in 1933, leert Nisargadatta hem kennen. Nisargadatta wordt een paar
dagen later door Siddharameshwar ingewijd, wat een enorme indruk op hem maakt. Vanaf
dat moment volgt Nisargadatta steeds als Siddharameshwar in Bombay is, zijn
bijeenkomsten. Ook vergezelt hij zijn leraar herhaaldelijk bij diens bezoeken aan Inchageri
en Bagewadi – plaatsen die hij zal blijven bezoeken, ook na de dood van zijn
leraar. Tijdens de lezingen noteert Nisargadatta vaak met potlood alles wat Siddharameshwar
zegt, en zo ontstaat de serie lezingen op papier die later ook in het Engels
zijn uitgegeven, met de titel Master of
Self-Realization. In de biografie wordt verteld dat Siddharameshwar eigenlijk
pas in 1935, bij het maken van een soort samenvatting van tien jaar onderricht,
tot de stap kwam voorbij inzicht (jnana).
Die stap benoemde hij toen als Vi-jnana –
vertaalbaar als het Werkelijke Kennen, oftewel het Uiteindelijke Inzicht.[6] Wij hebben als westerlingen deze overgang
van jnana naar Vijnana later leren kennen als ‘de specifieke
Nisargadatta-benadering’ – dit blijkt dus in feite Siddharameshwars pionierswerk te zijn.
Hij benadrukt hierbij: “Jij bent niets anders dan Werkelijkheid.”
Hij benadrukt hierbij: “Jij bent niets anders dan Werkelijkheid.”
In het jaar
1936 krijgt Siddharameshwar, die aan suikerziekte lijdt, een gezwel op zijn
rug. Talloze pogingen worden ondernomen om hem te genezen; hij verblijft een
tijdje in een sanatorium, en ook, vanwege het betere klimaat, in een hoger
gelegen hill station. Het mag niet
baten. Hij wil niet geopereerd worden; hij voelt de dood naderen en wil per se
vervoerd worden naar Bombay. Daar overlijdt hij, op 9 november 1936. De
volgende dag wordt hij gecremeerd; zijn as wordt daarna naar Bagewadi gebracht,
waar een samadhi [7] ervoor geïnstalleerd
wordt.
Terug naar mijn verblijf in de Kannur-ashram, in 1989. De goeroe
van de ashram, Shri Ganapatrao Maharaj, was in 1923 door Siddharameshwar
ingewijd.[8] Het is een
heel vriendelijke man, die Engels spreekt. Ik heb een herinnering aan hem als
een heel kalm en zachtaardig iemand (daarin nogal verschillend van de vurige
energie van Nisargadatta). Ik had op een gegeven moment een privé-gesprek met
hem, waarin ik hem onder andere vroeg of hij iets wilde vertellen over zijn
realisatie. Ik had in die tijd nog het idee dat dat wel als een bepaald moment aangeduid zou worden (aldus was ik beïnvloed door Alexander, alsof realisatie per se een moment is, een doorbraak als gebeurtenis), maar hij antwoordde iets
in de richting van “Ach, ja, zo gaandeweg, ja... zie je, aah..., zo ging dat.” Ik
vond zijn manier van beschrijven heel inlichtend, en ik moet zeggen dat hij me helemaal overtuigde – door
de hele setting, de kracht en de waarachtigheid.
Hier zie je hem in zijn gebruikelijke tuinstoel. De zonnebril
droeg hij bijna altijd, vanwege een ooggebrek. Hier doen we met z’n allen de bhajans, wat neerkomt op een beetje zingen
en ritmisch met bekkentjes klepperen, waarbij je herhaaldelijk een kleine
draaiing met het lichaam maakt. Bhajans
(liederen) worden als eerbetoon aan de Goeroe gezongen, in dit geval aan Siddharameshwar.
Op de grote
schildering zie je opnieuw Siddharameshwar, met het portret van Bhausaheb klein
erin geschilderd. Rechts de moeder van Ganapatrao. Ook hier zijn, net als in de
grote zaal, alle lijsten nageschilderd, heel leuk, ook het Marathi-citaat
links bovenin. Alleen de portretten onderin (opnieuw dezelfde leraren) zijn
echte, losse voorwerpen; de twee ingepakte boeken rechts zijn allebei edities
van Dasbodh. De ene is een
Marathi-editie, de andere een vertaling door Ganapatrao in Kannada, de taal die
hier in Karnataka gesproken wordt (de letters die zichtbaar zijn op de
stamboom-foto, zijn Kannada-schrift).
Ik heb een paar dagen in de ashram vertoefd, ik vond het een heel prettige plek. Hier zie je de binnenplaats. Zo rustig als op de foto was het steeds.
De manager,
Ratnakar Kulkarni, met wie ik een goed contact had, was zo vriendelijk me in
een taxi te begeleiden naar de omliggende dorpjes, en me allerlei details
erover te vertellen.
Allereerst
natuurlijk naar Inchageri.
Ik weet nog goed hoe het voelde toen we hier aankwamen. Het
leek wel of deze drie mannen (en de vierde iets verderop) alles was wat de term
‘Inchageri’ inhield. ‘De Inchageri-traditie: zou dit het dan zijn?’,
flitste door me heen. Het was wel een heel mooi en vredig tafereel. Op een
gegeven moment zag ik ook nog een paar kleine gebouwen, die de eigenlijke math vormden.
Het linkergebouw bleek een tempeltje te zijn dat gewijd is aan
Siddharameshwar. Het rechtergebouw bevatte de samadhi van Bhausaheb en diens
leraar Nimbargi,[9] die
tegenover elkaar waren geplaatst, bij de tegenoverliggende zijden van de
ruimte. Dit is de Inchageri-traditie, de afstammingslijn in één ruimte. Ik heb
er in mijn eentje een tijdje gezeten, vlak bij de samadhi van Bhausaheb (die ik
een beetje als een soort betovergrootvader voelde).
In het
linkergebouw, gewijd aan Siddharameshwar, bleken een aantal foto’s van hem te
staan – bij eentje kon ik vanwege de rechtstreekse kracht ervan een kreet van blijdschap
moeilijk onderdrukken (ik kende toen slechts één foto van hem, die me eigenlijk
nooit zo geraakt had). Toen de mensen die daar waren mijn liefde voor hun grote
leraar voelden, boden zij me de foto aan, tegen een kleine donatie. O! Dat
moment was mooi. Ik was echt geraakt.
Mijn blijdschap was opnieuw groot toen ik later, terug in
Amsterdam, de foto meteen aan Alexander liet zien: ik geloof dat ik hem nog
nooit zo verrukt had gezien. Jaren later is een parallel-foto ervan bekend
geworden, door afgebeeld te zijn op de omslag van het boek Master of Self-Realization – een opname zonder het OM-teken op de
voorgrond.
Ik kocht ook
nog een mooie foto van Bhausaheb Maharaj, en van diens goeroe Nimbargi Maharaj fotografeerde
ik een muurschildering (Nimbargi heette eigenlijk Narayanrao, en hij staat ook
bekend als Gurulingajangam Maharaj, maar meestal wordt hij naar zijn dorpje
Nimbargi genoemd).
Daarna ging ik samen met Ratnakar naar het dorpje Nimbargi.
Je ziet Ratnakar op onderstaande foto staan, links op de achtergrond met het
zwarte petje. De man ernaast, met gele tulband, is de zeer krasse achterkleinzoon
van Nimbargi Maharaj. We staan hier opnieuw bhajans te zingen, rond de samadhi
van Nimbargi, die nog net een beetje zichtbaar is.
Ratnakar en ik brachten die dag ook nog een kort bezoek aan
Nimbal, waar een math is gevestigd
bij de samadhi van professor R.D. Ranade.
De volgende dag ging ik in mijn eentje naar Bagewadi, iets ten zuidoosten van Bijapur. Hier heeft Siddharameshwar gewoond – het is min of meer zijn ‘basis’ geweest, een plek die beschreven wordt als de plek waar hij steeds, na het rondreizen om lezingen te geven, kon uitrusten. In zijn huis is zijn samadhi, die je op de linkerfoto ziet.[10]
Later is er een wit marmeren standbeeld van hem bovenop
geplaatst, maar toen ik er was stond er alleen maar een linga op. Op de
achtergrond de foto die jarenlang de enige was die in het Westen bekend
was. Verder vrijwel niets in de ruimte. In zijn huis hing in een ander vertrek ook nog dit schilderij van hem.
Op de foto hierboven is het bed te zien dat Siddharameshwar bouwde voor zijn toen reeds lang overleden leraar Bhausaheb, met diens afbeelding erop geplaatst. Op de rechterfoto zie je mij zitten. Een aanwezige Indiër stelde me voor om mij aldus te fotograferen.
Een paar weken later kwam ik weer in Bombay. Ik bezocht het
kamertje van Nisargadatta waar ik van Alexander zo veel over gehoord had, in 10th
Lane, Khetwadi. Nisargadatta’s dochter liet me binnen, en liet het kamertje zien.
Het hele interieur, met alle foto’s van de leraren, was nog helemaal hetzelfde
gelaten als in 1981 toen hij overleed. Ik mocht er een tijdje in mijn eentje vertoeven,
wat ik wel bijzonder vond. Het ging door me heen hoeveel ik te danken heb aan Alexander,
aan Nisargadatta, en ook aan diens leraar Siddharameshwar.
Ik heb in mijn boekje ‘Ik’ is een deur geschreven dat er voor mij drie leraren van de twintigste eeuw overblijven als waarlijk groot, waarmee ik bedoel dat zij degenen zijn die alle anderen hebben beïnvloed. De echte Sad-Goeroes. In toenemende mate ben ik gaan voelen dat er een vierde is: Siddharameshwar. Hij is, zoals gezegd, degene aan wie wij het bijzondere onderricht te danken hebben dat we meestal aanduiden als ‘typisch Nisargadatta’. Weliswaar was het doorgeven ervan door Nisargadatta meer op westerlingen gericht en daardoor voor ons verteerbaarder, maar de ware oorsprong ervan ligt bij Shri Siddharameshwar Maharaj.
N.B. Ik wil
hier graag mijn dank betuigen aan Ratnakar Kulkarni, die me mondeling en via
luchtpostbrieven allerlei details aanreikte, en aan Shri Ranjit Maharaj, die
zich heeft ingezet om het levensverhaal van zijn leraar Siddharameshwar vast te
leggen.
Noten
1. In de meeste berichten over deze traditie wordt verteld
dat dit een Nav Nath-traditie is (‘de
Negen Meesters’). Hoe belangrijk dit op zich ook is, heb ik in toenemende mate
gemerkt dat dit element gauw kan afleiden, en tot conclusies kan leiden die
niets te maken hebben met de hier besproken Inchageri-lijn. De Nav Nath-tradities
zijn zo wijd vertakt en verschillend van karakter dat het hier als ‘te veel’
voelde om daarop in te gaan. Voor de geïnteresseerde: het meest informatieve
boek hierover is David Gordon White, The
Alchemical Body. Siddha Traditions in Medieval India. Chicago: University
of Chicago Press, 1996.
2. De muurschilderingen in Kannur zijn gemaakt door
Bhimrao Jambagi. Wat er uitziet als lijst
van de schilderijen is in feite ook geschilderd.
3. Bhausaheb was een tijdgenoot van Ramakrishna,
1836-1886, en Shirdi Sai Baba, ± 1835-1918. Hij is in 1857 door Nimbargi
Maharaj ingewijd.
4. R.D. Ranade’s bekende boek hierover is Mysticism in Maharashtra. Poona:
Bilvakunja Publishing House, 1933.
5. Pathri: dit ligt op 12 mijl ten westen van
Sholapur. In die tijd bestonden de huidige deelstaten Maharashtra en Karnataka nog
niet; wel liep ook toen in deze streek de taalgrens tussen Marathi- en
Kannada-sprekenden, maar het geheel was onderdeel van de Bombay Presidency in
Brits-Indië. Siddharameshwar sprak zowel Marathi als Kannada. De letters die te
zien zijn op de foto van de afstammingslijn, onder de goeroe-afbeeldingen, zijn
in Kannada-schrift. De Inchageri-traditie was vóór de tijd van Siddharameshwar
een volledig Kannada-sprekende traditie. Dankzij het feit dat hij uit de buurt
van Sholapur kwam, en zo vaak in Bombay moest zijn, is de traditie ook
Marathi-sprekend geworden. Bovendien kon hij ook de vele Gujarati-sprekende
leerlingen in vloeiend Gujarati onderrichten.
6. Het is terug te vinden in Master of Self-Realization, vanaf pagina 247 (dat betreft een
lezing uit september 1935). In de biografie, Master of Self without self, wordt hierover geschreven op pagina 126. In de meeste oude teksten, ook boeddhistische,
wordt het woord vijnana juist
gebruikt om het ‘allergewoonste bewustzijn’ mee aan te duiden; soms ook om
inzicht mee aan te duiden, maar meestal betreft dat een minder ruim of
minder vrij (of ‘hoog’) inzicht dan jnana.
7. Een samadhi is een gewijd monument waar de
as van een leraar in bewaard wordt. Vaak heeft dit in deze streek de vorm van
een flinke sokkel, waar eventueel iets bovenop gezet kan worden. In Bagewadi is
bijvoorbeeld later, na mijn bezoek, een standbeeld van Siddharameshwar op zijn
samadhi geplaatst.
8. Shri Ganapatrao Maharaj was geboren in 1909 en is
overleden in 2004.
9. Nimbargi’s as is verdeeld tussen de samadhi’s in Inchageri
en Nimbargi.
10. Ik heb het weliswaar niet aangetroffen in zijn
biografie, maar de meeste berichten melden dat de helft van zijn as is
teruggebracht naar Bombay, waar op de Banganga-begraafplaats ook een samadhi
van hem is geïnstalleerd. Nisargadatta bracht er regelmatig een bezoek aan.
Tekst van Siddharameshwar
Golden Day, or Perfection of Material Science. http://www.nisargadatta.co.uk/resources/Golden%20Day%20.pdf
Master Key to Self-Realisation (Atma-Jnanachi
Guru-killi). Bombay: Siddharameshwar Adhyatma Kendra, 1994.
Amrut Laya (The ‘Stateless State’). Waarin opgenomen Master Key to Self-Realisation. Mumbai:
Siddharameshwar Adhyatma Kendra, 1998.
Master of Self-Realization, An Ultimate Understanding (Adhyatma-Jnanacha Yogeshwar). Waarin opgenomen Master Key to Self-Realization. Mumbai: Shri Sadguru Trust, 2006.
Vachanamrut. Immortal Words. Kannur: Adhyatma Bhandar; Shanti
Kuteer.
http://www.shantikuteer.org/catalog_itemdetails.php?id=57
Over Siddharameshwar en zijn traditie
Master of Self without self. Life Story of Shri Sadguru Siddharameshwar Maharaj (Jnana Vijnana Yogeshwar). Dit is wat ik
in het artikel ‘de biografie’ noem. ©Shri Sadguru Ranjit Maharaj, 2010. http://gvp.cz/~vinkle/zlaty/Master%20of%20Self%20without%20self_optim.pdf
Sri Bhausaheb Maharaj (Life-Sketch and Nama-Yoga);
door M.S. Deshpande, Hierin verzameling
van zijn uitspraken in brieven, onder de titel Nama-Yoga. Belgaum: Academy of Comparative Philosophy and Religion,
1978.
Sri Nimbargi Maharaj (His Life and Teaching); door ‘disciples’. Hierin verzameling
van zijn uitspraken, onder de titel Bodha-Sudhe.
Belgaum: Academy of Comparative Philosophy and Religion, 1978.
R.D. Ranade and his Spiritual Lineage; door V.H. Date. Bombay: Bharatiya
Vidya Bhavan, 1982.
The Sociology of Religion. A Case Study of Nimbargi Sampradaya; door K.B.
Dabade. Mangala Publications, 1998.
‘The Navnath Sampradaya
and Sri Nisargadatta Maharaj’; door Catherine Boucher. In zes delen; in Mountain Path 2014-2016. Het vierde
deel, over Siddharameshwar, is Vol. 52, No.3; July 2015. Voor Catherine Boucher
zie ook http://nisargadatta.net/Navnath_Sampradaya.html