Is er wel iets dat
voorafgaat aan dualiteit?
Door het bijzondere boek Het
juiste woord van Lodewijk Brouwers, uit 1931,*1 heb ik het
begrip ‘thesaurus’ leren kennen. Dat is een woordenboek dat niet op alfabet is
geordend maar op basis van betekenisverwantschap. Ik heb het boek al lang, en
heel vaak heeft het me goede tips gegeven wat betreft een woord dat precies dat
was wat ik bedoelde. Ongelooflijk, zoals die kleine verschillen kunnen schelen!
Thesaurus betekent in het Grieks en
Latijn ‘schatkamer’, en dat is het boek inderdaad, een schatkamer van subtiele
betekenisverschillen. Brouwers’ boek is vooral gebaseerd op de Thesaurus van Peter Roget uit 1852, het
boek dat het fenomeen ‘betekeniswoordenboek’ eigenlijk in de moderne wereld
introduceerde.
Het meest
interessante bij deze betekeniswoordenboeken vind ik het begin. Er lijkt een conclusie
aan ten grondslag te liggen dat ons kennen vanaf een bepaalde constatering van
begin ‘het gekende’ kan gaan indelen. Vanuit zo’n geconstateerd begin kun je de
rest van onze begrippen dan uiteraard verder differentiëren.
Wat is dat begin?
Brouwers
benoemt dit als:
i. a l g e m
e e n h e d e n
a. bestaan
en
daaronder meteen de eerste dualiteit, namelijk:
1. Zijn 2. Niet-zijn
Brouwers had dit min of meer ontleend aan Roget, die de
woorden Existence en Inexistence tegenover elkaar had staan.*2
Ja, ik vermoed dat je er niet omheen kunt. Dit zijn de twee
oerbegrippen, de concepten die alle andere op de tweede plaats brengen. Zijn en
Niet-zijn. Overal in de wereld kun je deze tegenstelling aantreffen. Je bent
er, of je bent er niet – het veelvuldig tegenkomen hiervan in de vorm van het
Shakespeare-cliché laat zien hoe algemeen erkend dit thema is.
En toch,
zodra tot je doordringt dat het constateren van deze tegenstelling weliswaar
gebeurt dankzij het ‘bewuste zijn’, namelijk het daarin aanwezige instrument
dat we ‘geest’ of ‘psyche’ noemen, kun je ook gauw opmerken dat nog niemand
heeft kunnen aanwijzen hoe deze geest aan het kennende element erin is gekomen – datgene wat alle zien, horen,
voelen, begrijpen enzovoort mogelijk maakt.
In
religieuze benaderingen is hiervoor de term ‘God’ (of ‘Allah’, of ‘de Eeuwige’)
gehanteerd. Onlangs werd dit door een predikant verwoord als een “aan deze
wereld voorafgaande zelfstandige werkelijkheid”.*3 Ik vind
dat wel mooi benoemd; alleen rijst wel meteen de vraag wat zo’n spreker hieronder
verstaat. Het blijkt dat hij, en vrijwel iedereen, deze ‘zelfstandige
werkelijkheid’ interpreteert als iets dat al eigenschappen heeft. En
juist deze eigenschappen lijken wel het grote twistpunt te zijn, niet alleen tussen
‘gelovigen’ en ‘niet-gelovigen’, maar ook tussen de verschillende soorten
‘gelovigen’. Geen van deze groepen erkent iets wat je ‘eigenschaploos’
zou kunnen noemen. Zodra er sprake is van ‘God’, zijn er meteen eigenschappen,
en daar wordt over gestreden. Als er geen eigenschappen meer zijn, geen
concepten die erop geplakt kunnen worden, is het uitgesloten dat je daar onmin
over kunt hebben. Het zou zijn alsof je over ruimte ruzie maakt, of over lucht.
Als je mij vraagt wat de werkelijke
waarde is van het binnentreden van de oosterse bevrijdingswegen in het Westen,
dan is het dit punt. In een aantal van deze wegen zit namelijk juist een nadruk
op dit eigenschaploze (of je dit nu op zijn ‘hindoeïstisch’ Nirguna Brahman
noemt of ‘boeddhistisch’ Tathata of Dharmakaya, dat maakt niets uit), met
daarbij de mededeling dat dit altijd al vrij is, en dat dit het is dat de term ‘werkelijkheid’ verdient, en dat jij zelf dit
werkelijke bent. Een vaststelling van altijd-al-verlicht-zijn.
Dit kun je a priori noemen. Een a-priori
bevrijd-zijn.
In gelovige kringen kent men dit a priori ook, maar toch kun
je bijvoorbeeld zien als je de Thesaurussen erbij pakt, dat dit echte a priori niet
wordt toegepast bij het hiërarchisch ordenen van onze woordenschat.
In Brouwers’
boek, dat geschreven is op rooms-katholieke grondslag, is deze term ‘a priori’ ingedeeld
in rubriek nr. 90, ‘Voorgaan’ (met als tegengestelde begrip nr. 91, ‘Volgen’). Het
begrip ‘God’ is rubriek 961, met andere woorden iets dat volledig onderdeel
is van iets anders, in plaats van de eerder genoemde ‘aan deze wereld voorafgaande zelfstandige
werkelijkheid’.*4 Ook termen als ‘absoluut’ en
‘transcendent’ blijken in de hiërarchie van het boek helemaal niet een plaats
in te nemen die zou kunnen tonen dat het over iets gaat dat aan al het andere
voorafgaat (opgenomen in respectievelijk de rubrieken 4, ‘Zelfstandigheid’ en
750, ‘Goed’).
Waarom maak ik dit punt hier zo belangrijk? Omdat er in het
boek (dat wat mij betreft exemplarisch genoemd mag worden voor de algemene
westerse manier van kijken) geen oog blijkt te zijn voor wat ‘het begin’
eigenlijk is, laat staan voor Dat wat aan ieder begin voorafgaat. Men blijft uitsluitend geboeid door fenomenen, dat wil
zeggen objecten van de aandacht, en niet door dat wat deze aandacht mogelijk
maakt – wat ‘eraan voorafgaand’ genoemd kan worden. Dit eraan voorafgaande kun
je met allerlei termen aanduiden: Leegte, Volmaaktheid, Werkelijkheid,
Ongescheidenheid, Kennen-op-zich, Verschilloosheid, maar ze zijn uiteraard geen
van alle dekkend. Geen term past hierop. En toch kun je in jezelf ontwaren dat dit
een niet-ingevulde ondergrond is van waaruit al je denken oprijst. Er is nog
geen enkel concept, geen mening, geen entiteit, geen ‘tweede’, geen dualiteit.
Hier moet ‘verschil’ nog geboren worden.
Zodra je
kijkt vanuit dit Verschilloze, vanuit Dat wat ziet, merk je dat je nu
pas kunt oordelen over wat je binnenin de veelvoud van verschillen eigenlijk
van belang kunt noemen. Nu pas kun je kijken zonder meteen allerlei conceptuele
zijwegen in te gaan. Je blijft bij de hoofdzaak. En, wat niet minder belangrijk
is: je kijkt vanuit vrede.
De vraag ‘Is er wel iets dat voorafgaat aan dualiteit?’ is hiermee
beantwoord. Alleen moet over dit ‘iets’ wel meteen erbij gezegd worden dat dit
nou juist niet een ‘iets’ is. Er gaat niet IETS vooraf aan dualiteit. Een
‘iets’ is meteen onderdeel van dualiteit. Dit is misschien wel het meest
wezenlijke punt van alles wat je maar kunt leren van oosters non-dualisme. De
kern van de zaak is niet iets – maar het maakt wel alle ietsen mogelijk.
Dit niet-iets blijkt vaak het lastigste te zijn voor mensen die zoeken naar de
kern van de zaak. Steeds blijkt dat wat gezocht wordt toch geïnterpreteerd te
worden als een object, een iets, een fenomeen, hoe subtiel ook. Door onze
opvoeding en opleiding lijkt het wel onmogelijk om dit niet op deze manier te
doen.
Vandaar dat ik
een volstrekt andere manier van kijken zou willen aanbevelen. Een manier van kijken
die gebaseerd is op daadwerkelijk onderzoek, in plaats van de manier die door
je ouders en onderwijzers is aangereikt. Zodra je jezelf de vraag stelt: ‘Wie
of wat maakt deze huidige fenomenen mee?’, zul je zien dat dat niet iets
is, niet iemand, en dat er toch op onbegrijpelijke wijze een veelvoud
aan fenomenen oprijst. De hele zichtbare en opmerkbare wereld rijst op in jou. Jij bent zelf Dat wat aan dualiteit
voorafgaat.
1. Brouwers, L., Het
juiste woord. Betekeniswoordenboek der Nederlandse taal. Brussel: Brepols,
1931 (mijn exemplaar is de 4e druk, van 1965).
2. Nog afgezien van het wonderlijke fenomeen dat het
woord ‘Bestaan’ gebruikt wordt als zogenaamd voorafgaand aan ‘Zijn’ en
‘Niet-zijn’, blijkt Brouwers dit ‘Niet-zijn’ toch voornamelijk te interpreteren
als ‘schijn’, ‘illusie’. Dat deed Roget niet. Bij hem betekent Inexistence ook daadwerkelijk
‘nonexistence’, ‘nonentity’, ‘nothingness’ enz. Bij Brouwers is deze betekenis
nr. 135 geworden: ‘Niets’.
3. Carel ter
Linden, mededelend hier niet meer in te geloven, in HP/De Tijd, dec. 2017, p.
79.
4. Bovendien zijn de goden van ‘vreemdelingen’ in
Brouwers’ boek (nog in 1965) meteen gerubriceerd als een nog verder vertakt
onderdeel, dat zelfs de naam ‘Afgod’ draagt: Allah, Shiva en andere Aziatische
benamingen zijn te vinden onder nr. 995 (van de totaal 1000 nummers).