maandag 13 november 2023



De ‘gelijktijdige’ driehoek van Dzogchen

 

     (see English translation) 

door Philip Renard

 

Binnen het Tibetaans Boeddhisme neemt Dzogchen een plaats in die je ‘de hoogste’ kunt noemen. Letterlijk betekent het ‘Grote (chen) Volledigheid (dzog)’. Dzog betekent ook ‘voltooiing’, ‘beëindiging’, ‘volmaaktheid’. Met andere woorden: ‘je komt aan je eind’. Verder of hoger kun je niet.

            Voor mij is Dzogchen, zoals het me sinds het midden van de jaren tachtig vooral dankzij Namkhai Norbu is aangereikt, een van de meest heldere verwoordingen van de werkelijkheid. In de loop van de jaren hebben allerlei details van dit onderricht zich in me uitgekristalliseerd, vooral dankzij de woorden van Tulku Urgyen Rinpoche. Zelfs zodanig dat ik durf te zeggen dat zijn vorm van onderricht, met als uitgangspunt de radicale woorden van de grote veertiende-eeuwse leermeester Longchenpa, de laatste jaren de belangrijkste inspiratie is voor datgene wat ik zelf doorgeef aan anderen.

 

Tulku Urgyen betracht in zijn spreken een wat ik noem ‘stempel’-stijl. Daarmee bedoel ik dat hij eigenlijk steeds hetzelfde zegt. De stempel blijft dezelfde stempel, en hij komt steeds op identieke wijze neer, op exact dezelfde plek. Ik moet vaak denken aan het bekende verhaal over de druppel die voortdurend op een steen valt, en wel exact op dezelfde plaats. Het verhaal luidt dat de steen werkelijk doorboord raakt, hoe hard hij ook is. Dus door maar heel gewoon door te gaan met stempelen, wordt de opening geboden.

            Wat is het wat Tulku Urgyen steeds hetzelfde zegt?

            Zijn nadruk is als volgt. Alles draait om herkennen: het herkennen van je ware natuur en het leren om hierin gestabiliseerd te raken. Een eenmalige herkenning is voor de meeste mensen niet voldoende – de keten van karmische geneigdheden kan herhaaldelijk zorgen voor een verduistering van het zicht. Vandaar dat Tulku Urgyen zegt:

 

In deze hele wereld is er niets dat superieur is aan het zien hoe je deze keten moet doorbreken – er is niets dat kostbaarder is.” [1]

 

Ja, hoe krijg je hier waarachtig zicht op, hoe moet je deze keten doorbreken? Dat is door allereerst, hóe je huidige situatie of gemoedstoestand ook is, te herkennen wat je wezenlijke, oorspronkelijke natuur is, midden in je huidige situatie. Op het moment van daadwerkelijk herkennen is er een opening, een onderbreking. Geen reeks meer, geen verhaal waarin je gelokt wordt naar een volgend fascinerend detail. Hier ligt de meest diepgaande uitnodiging: laat nu je verhaal even voor wat het is, en kijk, sta toe dat deze opening tot je doordringt. Je zult dan makkelijk kunnen zien dat dit ‘niet-iets’ is. Tulku Urgyen zegt hierover herhaaldelijk: “Zien dat er niet iets te zien valt is het allerbelangrijkste zicht.” [2] Je kunt ook meteen zien dat dit wel degelijk ‘jezelf’ is. Je kunt namelijk onmiddellijk herkennen dat dit niet-iets gezien wordt, dat wil zeggen dat er continu en blijvend een kennend beginsel is – ook al is dit niet een entiteit. Juist de combinatie van deze twee factoren maakt dat geen van de twee doorschiet, de ene naar nihilisme, de andere naar het innemen van een positie, dat wil zeggen het identificeren met een subtiel Iets of Iemand. De advaitische uitspraak ‘Ik ben Brahman’ wordt hier vervangen door ‘Ik besef dat mijn wezenlijke natuur Niet-iets is – louter Kennen.’

 

In Dzogchen wordt onze wezenlijke natuur beschreven als te bestaan uit drie aspecten, te weten de volgende:

           

            1   lege, conceptloze essentie

            2   heldere, kennende aard

            3   onafgebroken, onbelemmerde uitdrukking

 

Er bestaan veel drietallen in het Tibetaans Boeddhisme, maar deze drie aspecten vormen voor mij het gouden drietal. Alles zit hierin vervat. Doordat ik zo diep geraakt werd door de eenvoud van dit drietal ben ik in de loop van de jaren tekeningen ervan gaan maken, waarbij het drietal een driehoek werd. En wel een gelijkzijdige oftewel ‘gelijktijdige’ [3] driehoek. Het gelijkzijdige (en gelijktijdige) voelt terecht omdat alle drie aspecten uiteindelijk even belangrijk zijn, ook al bevat het drietal een hiërarchisch element. Het punt erin is vooral dat het om een volledige inclusiviteit gaat. Ik wil de drie zojuist genoemde aspecten hier een beetje toelichten.

 

1.

Allereerst de ‘essentie’ (in Tibetaans ngo-bo). De essentie is gewoon de essentie, dus je kunt niet daarna nog zeggen ‘de essentie van de essentie’.

            Nee. Het stopt. Dat is precies de functie van dit soort taal. De essentie wordt meteen benoemd als Leegte (stong-pa nyid). Leegte slaat alle weten uit je handen, alles wordt je afgepakt. Dus  H E T   S T O P T  – en dat is de zegen. Niet-weten, Niet-iets en Leegte betekenen voor mij hetzelfde. Alle nadruk ligt hier op het einde van alle concepten, van alle mentale en emotionele bouwwerken, hoe nobel eventueel ook. In dit opzicht is zelfs ‘liefde’ een concept, en volgt hiërarchisch dus pas als één van de voorbeelden van het derde aspect, zijnde de uitdrukking van de essentie.

 

2.

Deze essentie is onscheidbaar van het kennende beginsel, dat ook wel wordt aangeduid als Helderheid (in Tibetaans gsal-ba). In het Engels vaak vertaald als Luminosity. Prachtige aanduidingen, vind ik. Om het kennende beginsel gaat het – louter Bewustzijn.[4] Je kunt zeggen dat de lege essentie de kern van de zaak is, maar zonder het kennende beginsel begin je niets. In Dzogchen wordt daarom benadrukt dat Leegte altijd Kennend moet zijn, anders krijg je bij het woord ‘leeg’ toch negatieve interpretaties – hieruit zijn dan ook veel vedantische vooroordelen jegens de boeddhisten voortgekomen. In mijn ogen is Boeddhisme pas geworden tot een echte directe bevrijdingsweg toen rond de vierde eeuw in China de balans was gevonden, door te erkennen dat alles en iedereen niet alleen leeg is (wat de nadruk tot dat moment was), maar ook een ware natuur heeft die kennend is. Het werd ‘Boeddha-natuur’ genoemd: die betreft de niet te scheiden combinatie van niet-wetend (leeg) en kennend (licht-schenkend) – in je huidige aanwezigheid.[5]

 


 De combinatie van lege essentie en kennende aard is wat in de Advaita het ‘eigenschaploze Absolute’ wordt genoemd. Ogenschijnlijk betreft het hier een tweetal, zeker als je het afbeeldt, maar in feite vormen de begrippen leeg en kennend samen de meest volledige en inclusieve aanduiding voor het onmogelijk te omschrijven Uiteindelijke. Ze zijn respectievelijk de negatieve en de positieve manier van aanduiden, en daardoor laten ze je de Grote Volledigheid onmiddellijk voelen – waarbij het idee ‘twee’ volstrekt vervliegt. Zo ontwaar je het Verschilloze; er valt hier werkelijk geen enkel verschil aan te treffen.

            Dit wordt in Dzogchen rigpa genoemd, Leeg Bewustzijn. De onscheidbare eenheid van Niet-weten en Kennen. Rigpa mag je wel beschouwen als het allerbelangrijkste in Dzogchen. Het punt waar alles om draait.

 

3.

Het samengaan van Niet-weten en Kennen (of Leegte en Bewustzijn) wordt steeds beschreven als onscheidbaar en ononderbroken, waardoor er sprake kan zijn van een volslagen onbelemmerde (in Tibetaans ’gags-med) uitdrukking. Doordat er geen belemmering is, speelt de uitdrukking zich onmiddellijk af – zoiets als tijdsverschil bestaat nog niet, dat ontstaat juist hier. In deze benadering is er nooit een Zondeval geweest.

 

Het derde aspect betreft geheel en al deze Uitdrukking van het Lege Bewustzijn – dat wil zeggen de manifestatie ervan. Een aanduiding als ‘de kern van de zaak’ kan nog steeds abstract blijven, als een ‘weten’, maar zodra de kern zich manifesteert kan dat niet meer. Het Tibetaanse woord voor dit aspect is thugs-rje. In Dzogchen wordt deze term geïnterpreteerd als ‘capaciteit’, ‘potentie’, ‘resonantie’ – en ook ‘energie’. Dankzij de capaciteit van Bewustzijn kan er manifestatie zijn, aanwezigheid, beleving.

            Er is tussen Leegte en Bewustzijn nog geen enkel verschil, maar zodra dit Verschilloze tot manifestatie komt, is verschil geboren (en tijd, en oorzaak-en-gevolg), en razendsnel is er dan ook de mogelijkheid van het verschil tussen vrijheid en onvrijheid, tussen werkelijkheid en begoocheling. Zodra je bent, en beleeft, kan voorkeur optreden, en eventueel een vastgekleefd-raken. Zojuist was er nog vrijheid, en opeens is er iets wat triggert, waardoor je helemaal bezet kunt raken, en vastgekleefd aan een emotioneel getint verhaal. Het voelt als een oersplitsing, waarin gelukkig wel steeds opnieuw de vraag kan opkomen: Wat wil ik echt? Wil ik waarachtige vrijheid, of wil ik het eigenlijk gewoon makkelijk hebben en alleen maar genieten?

            Nisargadatta Maharaj heeft veel van zijn onderricht gewijd aan het verduidelijken van deze plaats van ‘het gemanifesteerde’, die hij vaak aanduidde als ‘ik ben’ oftewel geboorte-beginsel. Hier is nog geen sprake van een persoon of individu, maar wel van Beleving-op-zich – waarin de oersplitsing zich afspeelt die gebaseerd is op de genoemde keten van karmische geneigdheden. Ik heb deze oersplitsing ooit geschetst in een cirkelvorm, als een pil met twee helften.[6] Een tweesprong kun je het noemen. Wil je tot Besef komen, of laat je het erbij, en blijf je een leven leiden dat in feite neerkomt op niet-besef?

 

Bij het tekenen van de driehoek kwam ik er op een gegeven moment toe om de tekening van de tweesprong-cirkel eraan toe te voegen.[7] Immers, zodra je jezelf gaat uitdrukken, is dualiteit een gegeven. Als er alleen maar de essentie zou zijn, hoeft er natuurlijk niets onderzocht te worden om tot bevrijding te komen. De essentie, Leeg Bewustzijn, is altijd al vrij. Hierin valt niets te realiseren. Het gaat erom dit naakte Bewustzijn te realiseren in je huidige bestaan, midden in je eigen uitdrukking, hoe verwarrend die misschien ook is. Je gedachten en emoties moeten doorzien worden als zijnde niets anders dan een tijdelijke uitdrukking van je aangeboren ware natuur. Dus: herken de inhoudsloze essentie binnenin je gedachten en emoties.

             

 

Met de combinatie van driehoek en cirkel kun je goed de samenhang laten zien tussen de essentie en zijn uitdrukking. Op de laatste tekening wordt dit als tweetal in kapitale letters benadrukt. Tulku Urgyen heeft hier herhaaldelijk over gesproken, ook over het tweesprong-karakter dat in de uitdrukking vervat zit:

 

De enige mogelijkheid voor herkenning ligt in de uitdrukking. De uitdrukking (rtsal) van de essentie (ngo-bo) heeft de mogelijkheid om óf zichzelf te beseffen óf zichzelf niet te beseffen – hier zie je hoe Besef (shes-rab; in Sanskriet prajña) het hele punt is. (...) Wanneer de uitdrukking tot Besef komt (dat wil zeggen zodra de uitdrukking zijn eigen natuur beseft), is hij bevrijd. Dan is er vrijheid. Wanneer de uitdrukking beweegt als gedachten, als denken, is hij in de war. Dan is er begoocheling. In het zien van dit onderscheid wordt duidelijk waarin het belang van het verschil ligt. Met andere woorden, of de uitdrukking bevrijd wordt als Besef, óf verward raakt in de vorm van gedachten, wordt bepaald door degene die het onderscheid traint, die zijn eigen natuur beseft óf niet beseft.” [8]

 

Wat mij betreft is dit het kernpunt van alle onderricht. Door dit kernpunt daadwerkelijk in je leven toe te laten zal de karmische keten doorbroken worden. Deze nadruk bevat de hele kwestie, volledig en direct, zonder enig ‘weten’. Moge deze nadruk, eventueel met behulp van driehoek & cirkel, als een waarachtig stempel werken. Moge de stempel steeds opnieuw, kersvers, neerkomen op een ontvankelijke plaats.

 

 

NOTEN

 

1.  Tulku Urgyen, As It Is, Vol. I, Boudhanath: Rangjung Yeshe, 1999; p. 75.

2.  Passim; zie bijvoorbeeld As It Is, Vol. II (2000); p. 76.

3.  ‘Gelijktijdig’ (Tibetaans cig-car) is een term om het onmiddellijke karakter van Dzogchen aan te geven, zodat de onscheidbaarheid van de drie apecten in één oogopslag gezien kan worden. De driehoek toont het samenvallen van de tijd en het Tijdloze, en wel in een zichtbare vorm. Zie over dit tonen in zichtbare vorm van het gelijktijdige ook het artikel van Rolf Stein in Sudden and Gradual (Peter Gregory, ed., Honolulu, 1987). Hierin, op p. 55, citeert hij een passage waarin gewezen wordt op het contrast tussen beeldend werk als zijnde onmiddellijk, en schriftelijke en muzikale werken die zich in de tijd afspelen.

4.  Ik noem het Bewustzijn, maar ben het meteen eens als iemand dit liever aanduidt als ‘Gewaarzijn’. Beide zijn voor mij aanduidingen voor het Verschilloze.

5.  Zie mijn artikel over de oorsprong van de term ‘Boeddha-natuur’ (in Chinees fo xing), getiteld ‘De directe weg: is die ooit begonnen?’ in InZicht, sept. 2022; p. 44-50.

6.  Deze pil wordt toegelicht en afgebeeld in ‘Ik’ is een deur; p. 64-69.

7.  De hoek van het derde aspect was toen al naar onderen gebracht; voorheen stond die naar boven, zoals op de eerste tekening te zien is.

8.  Tulku Urgyen, As It Is, Vol. I; p. 146. Zie ook p. 202; en in Vol. II p. 47 en 168.


zondag 12 november 2023

 

The ‘Simultaneous’ Triangle of Dzogchen

                                                                                                                                        (zie de Nederlandse tekst)

by Philip Renard

 

Within Tibetan Buddhism, Dzogchen occupies a position that you can call ‘the highest’. Literally it means ‘Great (chen) Completeness (dzog)’. Dzog also means ‘completion’, ‘perfection’, ‘finishing’. In other words: ‘you will come to your end’. You cannot go further or higher.

            For me, Dzogchen, as it reached me since the mid-1980s mainly thanks to Namkhai Norbu, is one of the clearest expressions of reality. Over the years, many details of this teaching have crystallized in me, especially through the words of Tulku Urgyen Rinpoche. So much so that I dare say that his form of teaching, based on the radical words of the great fourteenth-century teacher Longchenpa, has in recent years been the most important inspiration for what I myself pass on to others.

            Tulku Urgyen uses what I call a ‘stamp’ style in his speech. By that I mean he basically says the same thing over and over. The stamp remains the same stamp, and it always lands identically, at exactly the same spot. I often think of the well-known story about the drop of water that keeps falling on a stone, at exactly the same place. The story goes that the stone actually gets pierced, no matter how hard it is. So by simply continuing to stamp, the opening is provided.

            What is it that Tulku Urgyen keeps saying over and over?

            His emphasis is as follows. It’s all about recognizing: recognizing your true nature and learning to become stabilized in the recognition. For most people a one-time recognition is not enough – the chain of karmic tendencies can repeatedly obscure the view. Hence Tulku Urgyen says:

 

“In this entire world, there is nothing superior to or more precious than knowing how to break this chain.” [1]

 

Yes, how do you get a true insight into this, how do you break this chain? First of all, whatever your current situation or state of mind is, recognize what your essential, original nature is, in the midst of your current situation. At the moment of actual recognition there is an opening, an interruption. No more trains of thought, no story in which you are lured to the next fascinating detail. Here is the most profound invitation: leave your story for now, and look, allow this opening to sink in. You will then easily see that this is ‘no-thing’. Tulku Urgyen repeatedly says about this: “Seeing no thing is the supreme sight.” [2] You can also immediately see that this is indeed ‘yourself’. For you can immediately recognize that this no-thing is seen, that is, there is a continuous knowing principle – even though it is not an entity. It is precisely the combination of these two factors, seeing and no-thing, that causes neither of them to get the upper hand, one to nihilism, the other to taking a position, that is, identification with a subtle Something or Someone. The Advaitic statement ‘I am Brahman’ is here replaced by ‘I realize that my essential nature is No-thing – naked Knowing.’

            In Dzogchen, our essential nature is described as consisting of the following three aspects:

 

1.   empty, conceptless essence

2.   clear, cognizing nature

3.   unconfined, unobstructed expression

 

There are many triads in Tibetan Buddhism, but these three aspects make up the golden triad for me: unconfined empty cognizance. Everything is contained in this. Because I was so deeply moved by the simplicity of this trio, I started making drawings of it over the years, whereby the trio became a triangle. It is an equilateral or ‘simultaneous’ [3] triangle. The equilateral (and simultaneous) feels justifiable because all three aspects are ultimately equally important, even though the trio contains a hierarchical element. The point in it is mainly that it is about full inclusiveness. I would like to elucidate the three aspects just mentioned here a little bit.

 

1.

First of all, the ‘essence’ (in Tibetan ngo-bo). The essence is just the essence, so you can’t say ‘the essence of the essence’ afterwards. No. It stops. That is exactly the function of this kind of language. The essence is immediately named as Emptiness (stong-pa nyid). Emptiness knocks all knowledge out of your hands, everything is taken away from you. So  IT   S T O P S – and that is the blessing. No-mind, No-thing and Emptiness mean the same thing to me. All emphasis here is on the termination of all concepts, of all mental and emotional structures, no matter how noble. In this respect even ‘love’ is a concept, and thus follows hierarchically only as one of the examples of the third aspect, being the expression of the essence.

 

2.

This essence is inseparable from the cognizing principle, which is also referred to as Clarity (in Tibetan gsal-ba), and often as Luminosity and Lucidity. Beautiful indications, I think. It is the cognizing or knowing principle that matters – Awareness as such. You may say that the empty essence is the heart of the matter, but without the knowing principle you do nothing. In Dzogchen it is therefore emphasized that emptiness must always be knowing, otherwise you will get negative interpretations of the word ‘empty’ – from here many Vedantic prejudices against the Buddhists have arisen. In my view, Buddhism only became a real direct path of liberation when balance was found in China around the fifth century, by recognizing that everything and everyone is not only empty (which was the emphasis until then), but also has a true nature which is knowing. Dharmakshema, translator of the Nirvana Sutra into Chinese, called it ‘Buddha-nature’ (fo xing) [4]: it concerns the inseparability of no-thought (empty) and awareness (‘light-bestowing’) – in your actual presence.[5]

            The unity of empty essence and cognizing nature is the same as what in Advaita Vedanta is called the ‘qualityless Absolute’. Apparently there are two here, especially if you picture it, but in fact the concepts of empty and cognizing together form the most complete and inclusive designation for the ineffability of the Ultimate. They are respectively the negative and the positive way of denoting, and thus they let you feel the Great Completeness immediately – the idea of ‘two’ completely disappearing. This is how you descry Non-difference; there really isn’t any difference to be found here.

            This is called Rigpa in Dzogchen, Empty Awareness. The inseparable unity of No-thing and Knowing. You can consider Rigpa as the most important in Dzogchen. The point that matters.

 

3.

The unity of No-knowledge and Knowing (or Emptiness and Awareness) is consistently described as inseparable and uninterrupted, allowing for an expression that is completely unobstructed (in Tibetan ’gags-med). Because there is no obstruction or obstacle, the expression occurs immediately; there is no such thing as a time difference yet – time arises precisely here. In this approach there has never been a Fall.

            The third aspect entirely concerns this Expression of the Empty Awareness – that is, its manifestation. An indication such as ‘the core of the matter’ can still remain abstract, as some ‘knowledge’, but as soon as the core manifests itself abstraction cannot remain. The Tibetan word for this aspect is thugs-rje. In Dzogchen this term is interpreted as ‘capacity’, ‘resonance’, ‘responsiveness’ – and also ‘energy’. Thanks to the capacity of Awareness there can be manifestation, presence, experience.

            There is in fact not yet any difference between Emptiness and Awareness, but as soon as this Non-difference comes into manifestation, difference is born (and time, and cause-and-effect), and with lightning speed there is also the possibility of the difference between freedom and non-freedom, between reality and illusion. As soon as you are, and experience, preference can set in, and possibly a getting stuck. A moment ago there was still freedom, and suddenly there is something that triggers, so that you can become completely occupied, and glued to an emotionally tinted story. It feels like a primal split, in which fortunately the question can arise again and again: What do I really want? Do I want true freedom, or do I actually just want to take it easy and have fun and pleasure?

            Nisargadatta Maharaj has devoted much of his teaching to clarifying this point of ‘the manifest,’ which he often referred to as ‘I am’ or the birth principle. There is no question here of a person or individual, but of experience-in-itself – in which the primal split takes place, which is based on the chain of karmic inclinations mentioned. I once sketched this primordial split in a circular shape, like a pill with two halves.[6] Tulku Urgyen called it a ‘fork in the road’.[7] Do you want to come to realization, or do you leave it at that, and continue to live a life that essentially amounts to non-realization?

      When drawing the triangle, at a certain point I decided to add the drawing of the crossroads circle. After all, once you start expressing yourself, duality is a given. If there were only the essence, then of course nothing needs to be investigated in order to arrive at liberation. The essence, Empty Awareness, is always already free. There is nothing to achieve in this. It is about realizing this naked Awareness in your present existence, in the midst of your own expression, however confusing it may be. Your thoughts and emotions must be seen through as nothing but a temporary expression of your innate timeless nature. So: recognize the empty essence within your thoughts and emotions.

            With the combination of triangle and circle you can show the connection between the essence and its expression. On the drawing this is emphasized as a pair in capital letters. Tulku Urgyen has spoken about this repeatedly, including the crossroads character contained in the phrase:

 

“The only possibility of recognition lies in the expression. The expression (rtsal) of this essence (ngo-bo) can either know itself or not know itself, that is the whole importance of knowledge – in Sanskrit, prajña, in Tibetan, sherab. It is said that when the expression dawns as sherab, as knowledge – when the expression knows its own nature – it is liberated, there is freedom. When the expression moves as thought, as thinking, it is bewildered – there is delusion. In this distinction lies the whole difference. In other words, whether the expression is liberated as knowledge or confused as thinking is determined by the practitioner knowing or not knowing his own nature.” [8]

 

To me, this is the core of all teaching. By actually allowing this key point into your life, the karmic chain will be broken. This emphasis contains the whole matter, completely and directly, without any accumulated knowledge. May this emphasis, possibly with the help of triangle & circle, work as a true stamp. May the stamp fall again and again, brand new, at a receptive spot.

 

NOTES

 1. Tulku Urgyen, As It Is, Vol. I (Rangjung Yeshe, Boudhanath 1999); p. 75.

2. See, for example, As It Is, Vol. II (Rangjung Yeshe, Boudhanath, 2000); p. 76.

3. ‘Simultaneous’ (Tibetan cig-car) is a term to indicate the immediate nature of Dzogchen, so that the inseparability of the three aspects can be seen at a glance. The triangle shows the coincidence of time and the Timeless, in a visible form. On this showing the simultaneous in visible form, see also Rolf Stein’s article in Sudden and Gradual (Peter Gregory, ed., University of Hawaii Press, Honolulu, 1987). Herein, on p. 55, he quotes a passage pointing to the contrast between ‘plastic arts’ as being instantaneous, ‘wherein everything is available to be seen at once’, and literature and music, ‘which imply a succession of events’.

4. The monk Daosheng (Tao-sheng, 360-434) is credited as having been the first to emphasize this point of immediate availability of Buddha-nature for everyone. See Whalen Lai, ‘Tao-sheng’s Theory of Sudden Enlightenment Re-examined’, in Sudden and Gradual (Peter Gregory, ed., University of Hawaii Press, Honolulu, 1987); p. 169-200.

5. In the words of Tulku Urgyen: “Buddha-mind is the unity of being empty and cognizant, utterly without fixation. As It Is, Vol. II; p. 189.

6. This pill is explained and depicted in ‘I’ is a Door (Zen Publications, Mumbai, 2017); p. 54-59.

7. Tulku Urgyen, As It Is, Vol. II; p. 47 and 196-197.

8. Tulku Urgyen, As It Is, Vol. I; p. 146. See also p. 202; and in Vol. II p. 47 and 168.