Shri Atmananda
(Krishna Menon)
– een van
de grootste leraren van de twintigste eeuw
door Philip Renard
(see also English translation)
Het is
jammer dat tot op heden de grote Advaita-leraar Shri Atmananda (Shri Krishna Menon,
door zijn discipelen Gurunathan genoemd) zo weinig bekendheid heeft gekregen.
Voor velen is hij nog steeds een tamelijk onbekende figuur. Met dit artikel
hoop ik te kunnen bijdragen aan de herkenning van hem als belangrijke bron voor
direct Besef van de uiteindelijke Waarheid.
Twee kleine boeken van hem, Atma-Darshan en Atma-Nirvriti, vormen samen in feite een moderne Upanishad.
Upanishads zijn klassieke teksten die sinds ongeveer de achtste eeuw voor onze
jaartelling als slotgedeeltes werden toegevoegd aan de Veda’s. De term Vedānta (Veda-anta) duidt hierop; die betekent ‘het einde (anta) van de Veda’s’ en is een
verwijzing naar de Upanishads.1 Een moderne Upanishad is een
verzameling van zó stellige uitspraken dat de Vedanta-traditie als het ware
opnieuw begint. Niet een commentaar op iets bestaands, maar een tekst die is
voortgekomen uit huidig, ‘altijd vers’ Bewustzijn.
Shri Atmananda werd geboren als P. Krishna Menon op 8 december
1883, in Peringara, bij Tiruvalla, in Travancore (in de huidige Indiase
deelstaat Kerala). Hij overleed op 14 mei 1959 in Trivandrum, de hoofdstad van
Kerala. In de loop van zijn leven is hij voor veel mensen een waarachtig Leermeester
geweest (een zogenaamde Karana Guru), ook voor een aantal
westerlingen. Weliswaar waren sommige westerse intellectuelen die hem
benaderden kritisch over zijn onderricht, maar een aantal westerse zoekers is
aan zijn voeten aan het einde van hun zoektocht gekomen. Zo schreef
bijvoorbeeld de Engelsman John Levy:
“Ik zocht de
waarheid en vond mijn Heer
en hij toonde
me mijn zelf. Bij het zien van zijn vorm,
het horen van zijn woorden en het
voelen van zijn aanraking,
vond ik mezelf. (...)
Niet alleen door wijsheid werd me
de waarheid getoond
maar door eindeloze liefde, want
zo is mijn Leraar, Shri Atmananda.” 2
Dit
tekstje toont de volledigheid die Atmananda doorgaf. Om deze volledigheid te
verwoorden maakte hij vaak gebruik van de bekende uitdrukking Sat-Chit-Ananda, door hem vaak vertaald
als Bestaan, Kennen en Vrede – met andere woorden: leven, denken en voelen in
hun essentiële natuur, als de aspecten die samen de volledige Werkelijkheid
vormen.
“Ik ben niet iemand die bestaat,
maar Bestaan-op-zich (Sat).
Ik ben niet iemand die kent, maar
Kennen-op-zich (Chit).
Ik ben niet iemand die in vrede
is, maar Vrede-op-zich (Ananda).” 3
Iedereen
is eraan gewend met objecten om te gaan. ‘Object’ is een term voor elk ding dat
zich aan de zintuigen voordoet; maar ook innerlijke zaken zijn objecten. Met de
gewenning aan objecten zijn we opgevoed; dit is zo vanzelfsprekend dat vrijwel
niemand zich afvraagt of er niet iets wordt overgeslagen. Voortdurend zijn we
geboeid door een bepaald onderwerp, een vorm, een verhaal, een herinnering, een
idee, enzovoort. Dat zijn allemaal objecten. Objecten van iets dat zelf in het
geheel geen object is. Dit ‘iets’ is juist geen iets, maar om het aan te duiden
moet je natuurlijk toch taal proberen te vinden, vandaar een ‘iets’ tussen
aanhalingstekens. Alle dingen die we meemaken of kennen, waaraan we onze
aandacht geven, zijn object van het Kennen, oftewel Bewustzijn.
Atmananda wees in zijn onderricht
voortdurend op de verhouding tussen onszelf en de objecten, oftewel tussen het
Kennen en de objecten van het Kennen. Zo antwoordde hij bijvoorbeeld eens op de
vraag “Wat gebeurt er eigenlijk als je een ding ziet?” als volgt:
“Wanneer je zegt dat je een object ziet, zie je alleen maar
het dode deel van het object. Het Bewustzijns-deel, dat het enige deel is dat
levend is, kan nooit worden gezien.” 4
Het
Bewustzijns-deel is datgene wat werkelijkheid schenkt aan een
object – vandaar dat dat levend genoemd kan worden. Een object wordt alleen
tijdens het meemaken of kennen ervan werkelijkheid en leven geschonken.
“Daarom is het enige dat leeft het werkelijke ‘Ik-Beginsel’.
De niet-beseffende mens gelooft dat het lichaam en de geest leven, maar deze
sterven in feite allebei steeds aan het einde van iedere waarneming of
gedachte. Wat zonder enige verandering continueert is het Ik-Beginsel, door
alle waarnemingen en gedachten heen – waarbij het deze doet oplichten.” 5
Het
levende ben Jij. Het is diepgaand,
hoe Atmananda je aanwezigheid in de wereld koppelt aan ‘leven schenken’,
namelijk het leven schenken aan de objecten die je nu meemaakt. Hij
buigt niet voor de algemeen gehuldigde gewoonte om het objectieve tot het meest
indrukwekkende te maken, het grootse van wat ‘de schepping’ wordt genoemd. Nee,
hij roemt het feit dat jij nu deze
schepping meemaakt en daardoor tot leven brengt. Als jij nu deze schepping niet
zou meemaken, zou de hele ‘schepping’ een abstractie blijven. Nu maak je
objecten mee, bijvoorbeeld dit artikel, de betekenis van de voorgaande zin, het
‘ik’ als persoon die even als schijnbaar ‘subject’ opkomt, deze letters, dit
papier of beeldscherm, eventueel de hand die dit papier vasthoudt, enzovoort –
allemaal objecten.
Maar
wat is een object eigenlijk? Atmananda zegt:
“Een object is constant wijzend naar Bewustzijn (de Waarnemer)
als ‘Jij! Jij! Jij!’ – daarmee
implicerend: ‘ik ben hier uitsluitend dankzij Jou.’ Op het moment dat jij je als Bewustzijn opstelt, en je
weer wendt tot het object, verdwijnt het object – met andere woorden, het
object pleegt zelfmoord.” 6
Het
ware leven blijft over, namelijk dat wat het leven Leven schenkt,
oftewel Licht schenkt. Vormen blijven hierin opkomen, maar niet meer als
afzonderlijke, zelfstandige realiteiten, die zonder Bewustzijn zouden kunnen
bestaan.
Alles in Atmananda’s onderricht komt er wellicht op neer dat
de vormen die zich aan ons aandienen een lofzang zijn op het Meemakende, het
Belevende. Al die vormen ontlenen hun bestaan aan het Belevende, oftewel Beleving. Vorm-op-zich
bestaat eigenlijk niet. Vorm heeft een tijdelijk bestaan of ‘leven’ dat duurt
zolang vorm gekend wordt. Het Belevende of Kennende is nooit afwezig, en is
daardoor dat wat tijdelijk leven schenkt aan huidig object.
Objecten zijn helemaal geen
hindernis, zo benadrukt Atmananda steeds. Zij lijken ons wel af te leiden, maar
ze bestaan alleen maar dankzij Bewustzijn, dankzij Kennen. Zonder gekend
te worden zouden ze er niet zijn. Bij een poging om zich helemaal te wijden aan
het vertoeven in Puur Bewustzijn werd Atmananda ooit, in de jaren waarin hij
nog een training onderging, afgeleid door het geluid van een paard-en-wagen.
Hij ervoer het als storend, en besloot ergens anders te gaan zitten om zich
beter te kunnen wijden aan het herkennen van Bewustzijn. Maar opeens kwam hij
tot het besef:
“Wat een onzin! Is dit lawaai niet juist een hulpmiddel? Waar
ben ik nou op aan het mediteren? ‘Ik ben louter Bewustzijn’, is het niet? En
als dat zo is, wijst dan ook het lawaai dat je hier hoort niet naar Mij? (...)
Het lawaai dat van de paard-en-wagen komt, helpt me, want het wijst naar
Bewustzijn. (...) Dus zei ik: ‘Kom erin, kom erin! Alle verstoringen: kom
binnen! Kom binnen! Helemaal goed! Help me, help me!’ Daarna was niets meer een
verstoring.” 7
Wie
door het boek Atma-Darshan bladert, zal kunnen opmerken dat Atmananda
hierin niet voortdurend de benadering naar voren brengt die zojuist beschreven
werd, de benadering waarbij de objecten, gedachten, zintuiglijke waarnemingen
enzovoort gezien worden als vervat in, of verwijzend naar Bewustzijn, of ‘niets
anders te zijn dan’ Bewustzijn. Vaak benadrukt hij juist dat objecten geheel verschillend
zijn van Bewustzijn. Dit kan verwarrend werken op een lezer. Als je de
hoofdstukken na elkaar leest, kun je zien dat Atmananda op een bepaalde manier
lijkt te dansen tussen beide benaderingen, tussen onderscheid-maken en
heenkijken-door-schijnbaar-verschil. Soms danst hij in hetzelfde hoofdstuk naar
de andere benadering, met een logica die wel eens op een kwinkslag lijkt. Zie bijvoorbeeld hoe hij in Atma-Darshan, na het onderscheid te
hebben benadrukt in de hoofdstukken 3, 6 en 7 en de eenheid in 1, 4, 5, 8 en 9,
in hoofdstuk 10 (in vers 10) zegt:
“Je dient duidelijk te begrijpen dat Bewustzijn verschillend
is van zijn objecten – terwijl objecten veranderen, blijft Bewustzijn
onveranderlijk”;
waarna
hij in vers 26 van hetzelfde hoofdstuk meldt:
“Wat object van Bewustzijn is, kan nooit worden gescheiden van
Bewustzijn zelf. Objecten hebben geen onafhankelijk bestaan. Daarom zijn ze
niets anders dan Bewustzijn.”
En zo
gaat het in zekere zin het hele boek door.
Is dit verwarrend? Aanvankelijk
lijkt dat wel zo, maar door echt te lezen wat de leraar zegt, echt te verstaan
wat de zin is van het onderscheid, en wat in uiteindelijke zin waar is, namelijk het niet meer kunnen scheiden
omdat het ‘spul’ of de ‘substantie’ waaruit de objecten bestaan als zodanig
wordt opgemerkt, zul je kunnen zien wat de waarde van deze dans is. Als je
nooit bewustzijn op zich (terecht vaak als Bewustzijn gespeld) hebt
opgemerkt, omdat dat nooit een object is, is het zeer zinvol dat je erop
gewezen wordt dat bewustzijn op zich wel degelijk opgemerkt of beseft kan
worden. Zonder hier op gewezen te worden kan het zijn dat je vanwege je gewend
zijn aan objecten ‘over bewustzijn heen blijft kijken’. Atmananda zegt over de twee
benaderingen zelf het volgende:
“In de periode waarin je in de Vedanta voor het eerst
onderzoek doet, wordt je gevraagd lichaam en geest te scheiden van het Ik-Beginsel. Dat is om goed de betekenis van de
respectievelijke termen in hun ware verhouding te kunnen zien. In werkelijkheid
is zo’n scheiding echter niet mogelijk, omdat lichaam en geest niet kunnen
bestaan als ze gescheiden zouden zijn van het Ik-Beginsel. Daarom zijn ze in feite
niets anders dan het Ik-Beginsel. Vedanta vraagt je alleen maar deze Waarheid
te herkennen.
Vanuit het
gezichtspunt van Bewustzijn kun je zeggen dat al het andere er niet is, maar
vanuit geen enkel gezichtspunt kun je zeggen dat Bewustzijn er niet is. Je moet je immers
bewust zijn van de Waarheid van deze bewering voordat je dit kunt zeggen.
Zo blijkt Bewustzijn de ‘ondergrond’ te zijn, zelfs van deze uitspraak.
Vandaar dat ook de bewering dat ‘Bewustzijn niet
is’ alleen maar bewijst dat Bewustzijn IS. Hieruit blijkt duidelijk dat Bewustzijn
vanuit-zichzelf licht-schenkend is – permanent.”
8
Het
trainen van het onderscheidingsvermogen is waar het hier om gaat. “Terwijl
objecten veranderen, blijft Bewustzijn onveranderlijk”, werd zojuist in Atma-Darshan
gezegd. Dat is op een bepaalde manier de eerste les bij dit onderzoek: het
onderscheid tussen het veranderende en het onveranderlijke. Herken dat alle
objecten waar je aandacht naartoe gaat, hoe subtiel die ook zijn, steeds wijken
voor een volgend object. Ze ‘veranderen’ – je kunt ook zeggen dat ze oplossen
om plaats te maken voor een volgend object. Jij zelf maakt geen plaats voor
iets anders. Jij blijkt over te blijven, zonder enige verandering te hebben
ondergaan, en jij merkt op dat het vorige object niet meer in je aandacht is,
en dat een huidig object voor een moment aandacht lijkt te vragen. Dit
herkennen van verschil, dit onderscheiden, is belangrijk. Dit laat helder zien
dat er eigenlijk steeds objecten door je heen gaan, vluchtige, vlietende
objecten, en dat iets aanwezig blijft dat helemaal geen object is, dat niet
vlietend is. Dit blijft gewoon constant het geval, hoe de inhoud van het
denken en voelen ook is. Het wordt door die inhoud niet aangetast of verzwakt;
het blijft gewoon ‘verlichten’ of ‘licht schenken’. Dit is constant Kennen.
Het vlietende zoals het hier wordt
genoemd, is datgene wat vanuit Atmananda’s gezichtspunt beschreven wordt als
‘niet werkelijk’. Hoe serieus een object ook voor ons is, hoe gevoelig het ook
ligt, vanuit dit gezichtspunt wordt het onwerkelijk
genoemd. Werkelijkheid is iets anders.
“De test van de Werkelijkheid is of het verdwijnt of niet. Het
enige dat volgens deze test nooit verdwijnt is het ‘Ik-Beginsel’ oftewel
Bewustzijn.” 9
Alleen
het onveranderlijke en onafhankelijke is dus echt, of werkelijk. Al het andere,
alles wat vernietigd kan worden, wordt door Atmananda beschouwd als
niet-bestaand. Uitspraken zoals “Atma is de enige Werkelijkheid; het
lichaam op zich is in feite onwerkelijk” (Atma-Darshan hoofdstuk 10,
vers 13) en “Daarom is er geen wereld
– die is er nooit geweest, en zal nooit bestaan” (hoofdstuk 14, vers 4), kunnen
op de lezer een werking hebben alsof alles wat als echt en waardevol beschouwd
wordt, in één klap weggevaagd wordt als zijnde ‘niet-bestaand’.
Atmananda was wat dit betreft
radicaler dan de meeste leraren uit de traditie van de Advaita Vedanta, althans
uit de ‘schoolse’ traditie (de niet-schoolse traditie, met teksten als Yoga Vasishtha en Ashtavakra Gita,
vertoont een radicaliteit die vergelijkbaar is met die van Atmananda10).
Shankara, de achtste-eeuwse grondlegger van de Advaita, was in dit opzicht veel
gematigder, ondanks het feit dat hij voor veel mensen een soort symbool is
geworden van het begrip maya –
‘illusie’. In feite was maya voor
Shankara en de meeste van de latere leraren een term voor iets dat niet valt te
verklaren; het is volgens hen ‘zijn noch niet-zijn’. Atmananda beschouwde deze maya-visie
als alleen maar bedoeld voor mensen die nog geen oog hebben voor het ware Ik,
het werkelijke Subject. Mensen die in het ware Ik gegrondvest zijn, hebben een
‘subjectief gezichtspunt’, waarmee hij bedoelde dat de wereld uitsluitend
beschouwd wordt vanuit het onveranderlijke Bewustzijn, en dat de wereld herkend
wordt als Bewustzijn. Zo zei hij:
“Maar als je een treetje lager gaat dan het subjectieve
gezichtspunt, heb je de een of andere uitleg nodig voor de wereld die daar
verschijnt. Op deze manier is de maya-theorie geïntroduceerd.” 11
Mensen
die moeite hebben met de maya-visie van ‘zijn noch niet-zijn’, en zeker
met het standpunt dat de wereld ‘helemaal niet bestaat’, doen er goed aan zich
te realiseren dat we in feite nooit aan Bewustzijn kunnen ontsnappen. Hoe we
ons ook wenden of keren, Bewustzijn is de voorwaarde voor ieder aspect van ons
bestaan. Daarom voelt het terecht dat Atmananda’s onderzoek niet verder ingaat
op de vraag wat de materiële wereld dan wél is. In zijn onderzoek gaat het
alleen maar om de vraag wat Werkelijkheid is, en bevrijding uit
onwerkelijkheid. Met zijn directe benadering helpt hij je om de hoofdzaak over
bevrijding te zien, namelijk het feit dat Bewustzijn altijd al vrij is (en
daarmee eigenlijk dat ‘bevrijding’ niet eens bestaat omdat vrijheid altijd al
het geval is). Hij bespaart je daarmee allerlei omwegen, allerlei
zoekbewegingen.
Zie bijvoorbeeld hoe hij al meteen
in het eerste hoofdstuk van Atma-Darshan het altijd-aanwezige (daar
‘water’ genoemd) laat optreden om de onmiddellijkheid van bevrijding te laten
zien. In die vergelijking zegt hij:
“Golven
zijn niets anders dan water. De zee is ook niets anders dan water. Precies zo
zijn zowel het individu als God niets anders dan Zijn, Bewustzijn, Vrede”; en:
“Wanneer in zowel golf als zee water wordt herkend, verdwijnen ze
allebei. Wat twee scheen wordt nu gerealiseerd als één.”
In deze
vergelijking kun je heel duidelijk zien dat iedere methode waarbij een beperkt ‘ik’
vrede zoekt (als ‘golven die rust en vrede zoeken in de zee’) volstrekt indirect
is.
Water kan
onmiddellijk vanuit de golf gevonden worden door het volgen van de directe weg.
Wanneer de weg via de zee wordt genomen, is veel meer tijd nodig.” 12
Ondanks
zijn radicale standpunt waarin ‘er geen wereld is’, vervulde Atmananda
jarenlang gewoon een functie in de wereld van politie en justitie. Men moet
Atmananda’s standpunt dan ook niet zien als een poging om iets lastigs te
ontkennen of weg te redeneren. Omgaan met de wereld en zijn objecten was voor
hem een heel vanzelfsprekende en terechte aangelegenheid.
“De Waarheid over deze wereld is dat de Werkelijkheid, die
zintuiglijk niet waarneembaar is, zich als
deze wereld voordoet wanneer er met de zintuigen waargenomen wordt. (...)
Het doel van de
Vedanta is niet om je te verhinderen objecten te zien, maar om je te helpen de
essentie te zien terwijl je de
verschijning via de zintuigen opmerkt.” 13
Hoe kun
je deze essentie blijven zien? Is dat een kwestie van eenmaal gezien, altijd
gezien, of is er nog zoiets als een training of sadhana nodig?
In het algemeen benadrukte Atmananda
dat een ouderwetse sadhana, een
voorbereiding door middel van allerlei onthoudingen enzovoort, niet nodig is.
Zelf had hij een dergelijke training wel ondergaan, in de vorm van bhakti en raja yoga, maar hij zei steeds dat dit eigenlijk niet zinnig is.
Het enige advies dat wel een element van training bevat, is de aanwijzing die
hij herhaaldelijk geeft (ook in het huidige boek) om de Waarheid steeds weer tot je door te laten
dringen, om Besef opnieuw en opnieuw te laten gebeuren. Met andere woorden, ook
al heb je eens werkelijk beseft dat Bewustzijn constant het geval is en dat jij
zelf niets anders bent dan Dat, het is in de meeste gevallen zo dat er nog een
geleidelijke inwerking nodig is van dit onmiddellijke Besef, net zo lang tot
het onomstotelijk is.14
Het
voelt op zijn plaats om aan het slot van dit artikel een persoonlijke
getuigenis af te leggen. Boeken kunnen in de meeste gevallen slechts een
opstapje bieden naar het Besef van de Werkelijkheid. Het boek Atma-Nirvriti
echter heeft mij op een gegeven moment, in de winter van 1987 op ’88, een
zodanige hulp geboden dat mijn leven vanaf dat moment een ander zwaartepunt
heeft gekregen. Ik heb toen twijfelloosheid leren kennen. Door het lezen
van de tekst ‘Het eerbetoon van zintuigen, denken en voelen aan Mij’ (hoofdstuk
19), met daarin de zinnen
“Ik ben puur Geluk.
Alle activiteiten van zintuigen, denken en voelen
hebben geluk als doel.
Dus al deze activiteiten zijn een eerbetoon aan Mij”,15
viel ik
uit mijn geloof in de persoon, uit het geloof dat er iemand is die
bevrijd zou kunnen worden. Ik heb ondervonden dat een tekst een zodanige
werking kan hebben dat je na lezing ervan nooit meer dezelfde bent als
daarvoor. Waarachtig Besef werd me geschonken. Het levende onderricht van mijn
leraar Alexander Smit had me anderhalf jaar gevoed, juist ook wat betreft de
benadering van Atmananda. En nu maakte ik mee dat de Werkelijkheid zich toonde,
zonder enig voorbehoud. Het Levende bleef over, als Ikzelf, en bleek constant
te zijn, ook al hadden de objecten later soms ook weer de vorm van twijfel en
angst. De kanteling van zwaartepunt is niet een kanteling in de persoon, in de
vorm of manifestatie.
Er is niet iemand die Besef heeft. De dank is wat overblijft –
eeuwig beginner, omdat nooit iets is verworven, en nooit iets te verwerven
valt. Dank u, Gurunathan!
NOTEN
1. Veda’s zijn religieuze hymnen uit India,
ontstaan tussen 1500-500 vC. Zij vormen de basis van veel van de Indiase
religies en filosofieën. Veda
betekent ook ‘kennis’ of ‘weten’; dan is Vedanta
‘het einde van het weten’. Advaita
Vedanta, de non-dualistische weg van Shri Atmananda, is de weg
van het onmiddellijke zien, oftewel herkennen – ‘de directe weg’. Advaita betekent non-dualiteit. De term Upanishad
betekent ‘het zitten aan de voeten van een leermeester om te luisteren naar
diens woorden’.
2. John Levy, Immediate Knowledge and Happiness; 1e ed. p. 41, 42; 2e ed. p. 69,
70. Levy’s tweede boek, The
Nature of Man According to the Vedanta, dat later ook in het Nederlands
werd uitgegeven (Het wezen van de mens
volgens de Vedanta, in tweede druk getiteld Non-dualiteit), heeft ertoe bijgedragen dat de benadering van
Atmananda ook in Nederland bekend is geworden.
3. Notes on Spiritual Discourses of Sree
Atmananda [hierna aangeduid als Discourses] No. 1083
(p. 349); de volgorde van de drie termen in de tekst is hier gewijzigd om te
komen tot de gebruikelijke volgorde. Wolter Keers schrijft ergens in
een noot over Sat-Chit-Ananda: “Deze
drie woorden betekenen in wezen precies hetzelfde: de diepste en ononderbroken
IK-ervaring (niet te verwarren met de persoonlijkheid, het ego of ik-gevoel),
aangeduid in termen die respectievelijk de achtergrond aanduiden van leven,
denken en voelen. Het is als de beschrijving van één vertrek door drie
personen, die door verschillende ramen naar binnen kijken.” Ananda wordt meestal met Gelukzaligheid
of Geluk vertaald; Atmananda vertaalde het vaak met Vrede. Over het verschil
tussen beide termen zei hij: “Geluk dat
ononderbroken is, is Vrede. Geluk is de eerste opborreling of sensatie van
Vrede”; Discourses No. 654 (p. 232).
Vrede beschouwde hij met andere woorden als de
meest essentiële aanduiding van het gevoelsaspect (in Discourses No. 1335, p. 446: “Iets genaamd ‘Vrede’, dat de bron is van alle geluk”). In No. 740 (p.
258) introduceert Atmananda zelfs een verbeterde versie van de oeroude
uitdrukking, namelijk Sat-Chit-Shanta
(shanti betekent vrede; en shanta zoiets als ‘tot vrede gekomen;
stil’).
4. Discourses
No. 483 (p. 181).
5. Discourses
No. 43 (p. 19). De term ‘Ik-Beginsel’ was
Atmananda’s manier om de wezenlijke natuur van ‘ik’ aan te geven – voor hem
synoniem van de bekende term Atma,
het ‘Zelf’. In hoofdstuk 2 van ‘Ik’ is
een deur besteed ik aandacht aan Atmananda’s gebruik van de term
‘Ik-Beginsel’.
6. Discourses
No. 1402 (p. 476). Het ‘zelfmoord plegen’ van het object verwijst naar het
oplossen in Bewustzijn op zich, of plaatsmaken voor een volledig nieuw object.
Objecten hebben geen verbinding met elkaar.
7. Atmananda
Tattwa Samhita, p. 186.
8. Discourses No. 390 (p. 147).
9. Discourses No. 48 en 1055 (p. 22 en
339).
10. Uit
beide teksten citeerde Atmananda herhaaldelijk. Een van de weinige teksten uit
de schoolse traditie waaruit hij veelvuldig citeerde is de Pañchadashi, van de veertiende-eeuwse Bharatitirtha-Vidyaranya.
11. Discourses No. 129 (p. 59); zie ook No.
1392 (p. 472).
12. Atma-Darshan,
hoofdstuk 1, vers 8 (en verzen 4 en 7).
13. Discourses No. 1114 (p. 365, 366). Cursivering
van mij, PhR.
14. Het
onderscheid tussen deze beide vormen van training beschouw ik als belangrijk.
Wat ik hier ‘ouderwetse sadhana’ noem
is een voorbereiding op iets, en daardoor werkt het als een voorwaarde. Waarheid
is echter zonder voorwaarden. Waarheid is direct opmerkbaar, altijd
beschikbaar. Het keer op keer jezelf ‘grondvesten’ hierin is desondanks nodig,
omdat de geneigdheden van de meeste mensen vervuld zijn van fascinatie en
verbeelding, die de Waarheid verhullen. “Wat je te doen hebt is alleen maar zo
vaak mogelijk het Absolute gewaar te worden met het ‘oog van Besef’, tot je
onwankelbaar gegrondvest bent in het Uiteindelijke” (Discourses No. 1065, p. 341).
15. Atma-Nirvriti,
hoofdstuk 19, vers 1.
BIBLIOGRAfie
Atmananda
(Krishna Menon), Atmananda Tattwa Samhita. The Direct Approach to Truth as Expounded by Sri
Atmananda. Chengannur: Sri Vidya
Samiti, 1973. Herdruk: Austin, tx:
Advaita Publishers, 1991.
Krishna
Menon (Atmananda), Atma-Darshan. At the Ultimate. Tiruvannamalai: Sri Vidya Samiti,
1946. Herdruk: Austin, tx: Advaita
Publishers, 1989.
Krishna
Menon (Atmananda), Atma-Nirvriti (Freedom and Felicity in the Self). Trivandrum:
Vedanta Publishers, 1952. Herdruk: Austin, tx:
Advaita Publishers, 1989.
Levy, John, Immediate Knowledge and Happiness. Londen: John Lloyd (John Watkins), 1951. Verkorte
tweede editie: Londen: Thorsons, 1970.
Levy,
John, The Nature of Man According to the Vedanta. Londen: Routledge & Kegan Paul, 1956. Ned.
vert.: Het wezen van de mens volgens de
Vedanta. Haarlem: Stichting Yoga Nederland, z.j. [1972]; vertaler: N.G. van
der Pas. Tweede editie: Non-dualiteit.
Het wezen van de mens volgens de Advaita Vedanta. Heemstede: Altamira, 1992.
Nair, M. P. Bhasi, Rays of the Ultimate. Santa Cruz, ca:
sat, 1990 [bevat veel interessante
details over het leven in de nabijheid van Atmananda].
Renard, Philip, ‘Ik’ is een deur. Over
de ingang die geboden wordt door de Grote Drie van de twintigste-eeuwse
Advaita: Ramana Maharshi, Atmananda (Krishna Menon) en Nisargadatta Maharaj. Rotterdam: Asoka, 2008. Eng.
vert.: ‘I’ is a Door. Mumbai: Zen
Publications, 2017.
Renard, Philip, Bevrijding
– dankzij
het ontwaren van verschil en het Verschilloze. De essentie van de
Advaita-geschriften Viveka Chudamani (Het ware onderscheid als kroonjuweel) en Atma Bodha (Besef van Zelf).
Amsterdam: Samsara, 2022 [bevat verschillende
commentaren van Atmananda].
Tripta,
Nitya, Notes on Spiritual Discourses of Sree Atmananda (of Trivandrum) 1950-1959. Trivandrum: Reddiar Press, 1963. Tweede
editie, in drie delen, geredigeerd door Ananda Wood: Salisbury (uk): Non-Duality Press & Stillness
Speaks, 2009 [paginering is van de originele Indiase editie]. In de Noten aangeduid als Discourses.