zondag 15 januari 2017




Over belangstelling en het oplossen ervan in zichzelf

1
Onlangs plaatste ik op dit blog een artikel over de revolutie in de kunst die Picasso en Braque teweegbrachten. Het artikel ging over kunst, maar wat mij betreft was het onderwerp net zozeer ‘het bijzondere van het nieuwe’. Het originele, dat wat waarachtig uit iemand zelf voortkomt en geheel losstaat van het reeds bekende: ik denk dat dit wel het meest het punt aangeeft waarin ik de westerse benadering van werkelijk belang acht. Iemand kan zeggen ‘ik geef niet om kunst’ of ‘ik houd niet van Picasso’, maar je kunt volgens mij niet zeggen dat het nieuwe of originele niet een wezenlijke bijdrage is van het Westen.
            Voor mij is dit misschien wel het essentiële punt erin. Dus ‘vrijheid van originaliteit’ zou ik misschien zelfs nog eerder benadrukken dan ‘vrijheid van meningsuiting’. In een meningsuiting kan nog steeds een meelopershouding gelden, maar in originaliteit niet. Je zou het ook kunnen noemen ‘vrijheid van geheel afwijkende meningsuiting’.

2                                                                                                                
In wat ik als contrast ‘het Oosten’ noem, is dit origineel-zijn totaal onbelangrijk. Dit specifieke Oosten beschouw ik als het grote tegengestelde van het Westen[1], juist vanwege de nadruk erin op het niet-werkelijke van ‘de persoon’. De term Oosten hanteer ik hier alleen maar voor iets heel specifieks, namelijk voor dat wat in zijn essentie volledig afwijkt van onze westerse benadering: de term duidt hier uitsluitend op datgene wat in een aantal oosterse bevrijdingswegen onderwezen wordt omtrent de ware aard van de mens. De ware aard oftewel de natuurlijke staat van de mens, zo wordt in deze wegen onderricht, is een louter Kennen, een volstrekt niet-persoonlijk en leeg Bewustzijn dat voorafgaat aan elk persoonlijk bewustzijn. Deze natuurlijke staat is wat hij is, hij verandert niet – hij is en blijft ‘de oorsprong’, maar zal nooit iets zijn wat wij westerlingen als ‘origineel’ zouden aanduiden.

3                                                     
Het binnenvloeien van deze oosterse benadering in ons westerse systeem, een proces dat nu een jaar of veertig aan de gang is, heeft wat mij betreft nog steeds niet geleid tot een duidelijkheid over het punt of deze twee benaderingen al echt in elkaar passen, óf dat ze nog steeds een bestaan leiden dat niets met elkaar te maken heeft. Ik denk eigenlijk dat het laatste het geval is, met andere woorden dat er een quasi-integratie aan de gang is. Dit leidt vaak tot spraakverwarring. Zo heb ik het wel eens gehad over het woord ‘verlichting’, dat in elk van de twee benaderingen een betekenis heeft die zelfs haaks staat op de betekenis in de andere. In het meeste wat ik erover lees, wordt dit haaks op elkaar staan van de twee betekenissen in het geheel niet herkend, of gewoon genegeerd als zijnde onbelangrijk.
            En ook wat betreft woorden die eenvoudiger klinken dan verlichting, kun je dit haaks op elkaar staan constateren. Zo geldt dit haaks-staan (en eveneens het genegeerd-worden daarvan) ook voor zoiets gewoons als belangstelling.
           
Dit is voor mij de aanleiding geweest om dit blog ‘een blog over belangstelling’ te noemen. Dit haaks-staan wilde ik graag onder de aandacht brengen, ook al zou dat vaak indirect gebeuren (want meestal via iets dat nou juist volledig gebruikelijk en dus ‘onzichtbaar’ is, namelijk via een onderwerp van de belangstelling, wát dat onderwerp ook is, en niet belangstelling op zich).
           
In het korte marge-stukje waarin ik het blog benoem, vraag ik:
            Maar wat is belangstelling eigenlijk?’    
            Zodra ik deze vraag nu werkelijk toelaat, is in mij een prettig soort stuwkracht opmerkbaar, die er vervolgens subtiel toe leidt dat hij zelf aan zijn eind komt. Belangstelling voor belangstelling blijkt op te lossen in belangstellingloosheid.
            Iets blijkt al genoeg te hebben aan zichzelf. Er blijkt geen onderwerp over te blijven – aandacht is opgelost in de bron van aandacht.

4                                                                                                                    
Voor mij betekent dit verdwijnen van onderwerpen dat belangstelling voor wat belangstelling nou eigenlijk is, in feite leidt naar waarheid. Althans, waarheid zoals gedefinieerd in de eerder genoemde oosterse bevrijdingswegen. Met ‘waarheid’ wordt in deze wegen de non-dualistische (a-dvaya) waarheid bedoeld, wat betekent een besef van niet-twee, niet-twijfel, niet-twist, ‘niet-dwaal’ (niet-duaal) – en ook, zoals nu blijkt: niet-belangstelling.
            Want belangstelling is een aanduiding voor ‘iets’ dat benieuwd is naar ‘iets anders’. Altijd twee. Nooit is het een belangstelling die op zich staat. Dat bestaat niet, omdat op het moment dat belangstelling uitgaat naar zichzelf, deze aan zijn eind komt.

5                
Maar misschien ga ik nu wel iets te snel voor sommige lezers. Ik doe er goed aan om eerst eens te schetsen wat belangstelling zoal in mijn leven heeft betekend, in de loop van tientallen jaren, voordat ik meteen het oplossen ervan benadruk.
            Ik heb jaren geleden eens een man ontmoet die raad gaf omtrent beroepskeuze en geldverdienen. Hij vroeg me al bij de aanvang van het gesprek wat ik het liefste deed toen ik een jaar of tien was. Niet per se tien, maar meer om aan te geven dat iemand nog niet in de ban is van het seksuele. Ik heb dit altijd een heel goed advies gevonden, omdat inderdaad ‘in de ban van het seksuele’ in mijn geval vanaf mijn elfde jaar wel een goede aanduiding was – je kunt dat nog ‘belangstelling’ noemen, maar dan op zijn hevigst ingevuld, waardoor een woord als fascinatie meer op zijn plaats is. Eerdere belangstellingen werden door deze fascinatie voor het grootste deel krachteloos (en daardoor onzichtbaar en negeerbaar) gemaakt.
            Zo rond mijn tiende jaar had ik veel belangstelling voor het maken van een schriftje of boekje met eigen verhalen en lijstjes, en meestal met plaatjes erin geplakt. Die plaatjes konden uitgeknipte plaatjes zijn, maar ook tekende ik vaak zelf de illustraties, bijvoorbeeld van een kikker, of een ‘verzetsstrijder’. Soms werd er vanaf de straat naar me geroepen. We woonden op eenhoog in Amsterdam-Zuid, vlak bij het Mirandabad. Mijn vriendjes riepen of ik buiten kwam spelen. Ik herinner me dat ik dan vaak in tweestrijd belandde. Ik hield ook wel van buitenspelen ­– voetballen, diefie-met-verlos, samen naar het dichtbijgelegen moeras gaan, of afdalen in de donkere oprit van de Utrechtse Brug die toen in aanbouw was. Maar zoals ik het me nu denk te kunnen herinneren koos ik in de meeste gevallen toch voor binnen blijven met mijn projectjes. En vandaag, oudejaarsdag 2016, zie ik mezelf dit zelfde soort projectjes maken op dit blog. Dit artikel is gemaakt terwijl ik de vriendjes hoor roepen. Ja jongens, dit heeft nu mijn belangstelling! Het vuurwerk vanavond laat ik graag aan jullie over!                                                  

                                                                                                                                                                                                            Albrecht Dürer 1525
En daarna, of eigenlijk al tijdens het verloop van de obsessie-achtige belangstelling voor meisjes en afbeeldingen van vrouwen, ontstond in mij vanuit pijn en frustratie een diep verlangen naar waarheid, naar iets dat eindelijk eens niet op domheid en leugen was gebouwd. Dit verlangen noemde ik toen helemaal niet zo, overigens. Het was toen veel vager voor mij. Het voelde meer als een snakken. Een snakken dat op een bepaalde manier wel vergelijkbaar was met het snakken naar genot, maar dat toch ook iets anders was. Nu zou ik zeggen dat het vooral een snakken naar normaal was. In de vijftiger jaren was alles ongelooflijk benauwd, en benauwend (ik zat op een gereformeerd gymnasium; alles eraan vond ik dom, hoewel de leraren uiteraard andersom oordeelden), en andere mensen leken dit normaal te vinden, maar ik ervoer het juist als niet normaal. Ik wou heel graag iets leren kennen dat gewoon was, iets dat je nu ‘natuurlijk’ zou noemen. Ik kreeg een diepgaande belangstelling voor bebop, oftewel moderne jazz – en de dingen die daar bij leken te horen zoals het opsteken van een dun sigaretje gevuld met de toen beruchte marihuana was wat ik als totaal vanzelfsprekend heb ervaren. Niets liever dan iets mee te maken wat weliswaar ‘high’ wordt genoemd, maar wat in mijn gevoel het meest natuurlijke was wat in die tijd mogelijk was. In dit milieu hoorde ik ook voor het eerst over Zen-boeddhisme. Een iets oudere neef en beeldhouwer genaamd Theo Niermeijer vertelde mij gloedvol over On the Road, van een mythisch klinkende Jack Kerouac, en volgens mij was het ook Theo die mij voor het eerst de term Zen aanreikte.
            Dit hele milieu wekte mijn belangstelling. Ja, meer belangstelling dan voor iets anders (behalve de vrouwelijk golvende vormen dan), zeker meer dan voor school of maatschappij. Mijn vader liet op zeer voelbare manier zien (en horen) wat de maatschappij met mij zou doen als dit zo door zou gaan, hierbij het niet mis te verstane gebaar makend van het totaal uitwringen van een dweil.

6
Ik voel nu de behoefte opkomen om heel even te onderbreken. Een kort moment om voor mezelf te zien waar dit alles, deze aandacht voor zo’n verhaal, in opkomt. Je zou het een gat kunnen noemen, een onderbreking in een reeks van aan elkaar gelijmde onderdelen. Ik vraag mezelf: ‘Wie heeft deze belangstelling?’, of ‘Wat is de bron van belangstelling? De oorsprong?’
                                                                                            
7                                                     
En na de onderbreking ga ik opnieuw het geheugen binnen, en wijd er nu woorden aan. Met mij rolde het zo dat mijn belangstelling toen, zeker vanaf ongeveer 1960, dieper en dieper werd getrokken naar het meest echte dat er maar te beleven was. In mijn geval bleek dat een paar jaar later uit te monden in zowel het onderzoeken van LSD alsook het beoefenen van een geestelijke training genaamd latihan kejiwaan – een belevingsvorm die oorspronkelijk was ontstaan vanuit een Javaanse achtergrond (een prachtig amalgaam van soefistische en hindoeïstische invloeden). Beide hebben mij kennis laten maken met wat ik ook nu nog Werkelijkheid noem – waarvoor ik tot de huidige dag diep dankbaar ben. Ik schrijf Werkelijkheid met een hoofdletter omdat zowel LSD als de latihan eigenlijk al de daadwerkelijke kennismaking bracht met Dat wat voorbij leven en dood ligt, wat dus werkelijker is dan alleen maar een zichtbare (dus tijdelijke) wereld. Het is niet voor niets dat bij het gebruik van psychedelische middelen als begeleidingsboek het Tibetaanse Dodenboek heeft gediend; dit begeleidingsboek heeft mij toen diepgaand geholpen om tot de juiste interpretatie van de psychedelische ervaring te komen.[2]




8  
De belangstelling voor de genoemde latihan en de Subud-broederschap die eruit was voortgekomen, werd gaandeweg zodanig dat ik in feite alles eraan opofferde, ook het gebruik van geestverruimende middelen. Omdat ik het gevoel had dat ik ‘mijn weg had gevonden’, leefde ik meer en meer in een innerlijk voelbare klaarheid, zodanig dat er eigenlijk geen zoekbeweging meer in me opkwam. Het was wel zo dat ‘het geestelijke’ in feite het enige was dat echt mijn belangstelling had (inclusief de randverschijnselen ervan, zoals het bestuderen van de wayang purwa en de Indonesische taal), wat helaas ook tot gevolg had dat er een zekere verwaarlozing van wereldse belangen bleef. Met andere woorden, een echte balans, een natuurlijk evenwicht tussen geestelijk en wereldlijk, had ik nog niet gevonden.
            En jaren later, toen ik na een diepgaande crisis het betrekkelijke van Subud als volledige bevrijdingsweg ging inzien, raakte ik opnieuw verwikkeld in een zoektocht. Via boeken van Da Free John kreeg deze meer en meer de vorm van belangstelling voor de Advaita Vedanta (die ik in de zestiger jaren ook wel bestudeerd had, maar niet op de grondige manier die nu ontstond). Mijn ontmoeting met Alexander Smit, en via hem met het onderricht van Nisargadatta en Atmananda, heeft ertoe geleid dat mijn zoektocht aan zijn eind kwam. God zij geprezen! De helderheid had op een gegeven moment genoeg aan zichzelf.
            Je zou hierbij misschien veronderstellen dat ‘belangstelling’ ook geheel genoeg had aan zichzelf, maar dat is niet zoals ik het in mijn leven heb zien gebeuren – en eerlijk gezegd ook nergens om mij heen heb zien gebeuren, bij de vrienden en kennissen die tot een vergelijkbare helderheid en zoekloosheid zijn gekomen.

9                                                    
Wat is het punt hierin dan? Hoezo heb ik het eigenlijk de hele tijd over belangstelling? Is dat nou zó’n verwonderlijk fenomeen?
            Het punt is dat belangstelling uitsluitend bij ‘het leven’ hoort, het leven op aarde. En dit leven op aarde wordt in de genoemde oosterse bevrijdingswegen (die geleid hebben tot de ‘non-duale’ klaarheid die momenteel een flink aantal westerse mensen claimt) beschreven als gebaseerd op illusie, op een basisvergissing. Vandaar dat de traditionele instructies er uiteindelijk op neerkomen dat alle belangstelling dient uit te gaan naar het beëindigen van alle belangstelling voor iets anders dan deze ene belangstelling.
            Je kunt de aandacht die een zoeker geeft aan instructies van zijn leraar (of die een lezer van een tekst geeft aan de woorden van de schrijver, als iemand het begrip ‘leraar’ verdacht vindt) wel nog steeds aanduiden met het woord ‘belangstelling’, maar zodra de boodschap dieper en dieper doordringt, is dat geen kloppend woord meer. Het woord belangstelling is dan eerder een aanduiding geworden voor dat wat van de instructies afleidt. ‘O, heb je nog steeds belangstelling voor ehh, voor vrouwen, of laten we zeggen voor erotische kunst? En heb je nog steeds belangstelling voor geschiedenis? Voor film? Of tegenwoordig meer voor zwarte gaten?’
           
‘Laat je niet afleiden.’ Zo is in feite de boodschap – althans van de leraren die je willen begeleiden zodra je zegt ernaar te verlangen om de werkelijkheid te verwezenlijken die je bent. Ik vind die boodschap heel terecht, uiteraard. Als je verlangt naar duidelijkheid over je oorspronkelijke staat (je ‘oorspronkelijke gezicht’, zoals dat in Zen zo plastisch heet), moet je je door niets laten afleiden.
            Eigenlijk is dit exact het punt in de bijeenkomsten die satsang worden genoemd. Ik beschouw deze vorm van bijeenkomst nog steeds als uniek. De belangstelling van de aanwezigen gaat daarin uitsluitend uit naar het zien van wie of wat je werkelijk bent. Dat wat je bent blijkt niet echt een ‘onderwerp’ te zijn. Onderwerpen mogen natuurlijk wel langskomen, in deze mengvorm van stilte en praten, maar constant zul je erop gewezen worden dat jij zelf geen onderwerp bent, maar het altijd vrije zien. Dit wil zeggen zien-op-zich, waarin wel allerlei onderwerpen kunnen opkomen, maar die zijn geen van alle jij.
            Het gaat erom oog te krijgen voor het feit dat al je verhalen, je smart, je eerdere inzichten en ervaringen, helemaal geen bijdrage zijn om tot het besef te komen van je wezenlijke natuur. Ze leiden af. Wat je bent is volledig onbegrensd, geheel en al centrumloos, dramaloos en kleurloos. Er zijn momenteel misschien wel leraren die satsang doen lijken op een swingend feestje, maar in de echte zin van het woord is satsang een confrontatie met de saaiheid van ‘geen onderwerp meer’.

10                               
Toen Nisargadatta nog leerling was van Siddharameshwar, hield hij van dichten. Later vertelde hij hierover: “Er was een tijd dat ik gedichten schreef. Ze vloeiden er zomaar uit. (...) Ik was nogal aan het zwelgen in het maken ervan, tot mijn leraar me op een gegeven moment terechtwees: ‘Je bent veel te veel aan het genieten van dat dichten. Geef het op!’  – Tja, wat was eigenlijk het punt waar hij me op wees? Hij wou me laten opgaan in de Absolute staat, in plaats van te zwelgen in mijn zijns-staat.”[3]
            Ik heb dit tekstje (en andere die een soortgelijke strekking hebben) heel helpend gevonden, hoe frustrerend soms ook. Eerst alles laten afpakken – in ieder geval iets van deze aard. Ik moet hierbij ook denken aan Jezus’ uitspraak “Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen – maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort.”[4] Ja, Jezus was op een bepaalde manier een leraar van de oosterse benadering, ondanks het volslagen tegendeel ervan dat het christelijke Westen al enige eeuwen na Jezus’ tijd bleek te tonen, in zowel de roomse macht en rijkdom alsook erna in de calvinistisch-georiënteerde handelsstructuren (en uiteraard de huidige versies van dit westers-wereldse van New York tot Shanghai).
            Ja, de graankorrel moet echt eerst sterven.
            Maar na dat sterven, kan dan wat Jezus ‘vrucht’ noemde, bestaan zonder dat er belangstelling is? Belangstelling voor de kern van de zaak natuurlijk, maar ook voor onderwerpen die ogenschijnlijk oppervlakkig zijn? Zoals op dit blog? Het heet niet voor niets ‘Volle Cirkel’.

Het sterven van de graankorrel is de volheid, en vanuit die volheid kan er zo maar iets helemaal nieuw zijn – ‘nog nooit vertoond’.
            ‘Nooit eerder belangstelling gehad’.

11                                                         ◼◼               
Zo blijf ik op mijn blog van belangstelling getuigen (‘mijn’ belangstelling), en wel voor van alles. Natuurlijk vooral voor de weg die via het oplossen van belangstelling gaat (hetgeen ik nog steeds het liefst advaya noem, als meest universele term voor dit grootse gegeven van niet-twee [5]), maar ook voor een voortzetting van belangstelling. Mijn gevoel is namelijk dat in dit tweede, wat ik hier ‘voortzetting’ noem, wel degelijk óók waarheid schuilt.
            Deze voortzetting is de nadruk van het Westen. Ik zou deze nadruk het liefst benoemen als
de terechtheid om jezelf uit te drukken
en dingen te creëren die nog niet bestaan.
         Leve het originele!

Deze nadruk plaats ik graag naast de nadruk op het oplossen van belangstelling. Ik zeg wel ‘naast’, maar ik moet meteen erbij vermelden dat ik ze niet als twee gelijkwaardige krachten zie. Wat mij betreft is het een hiërarchisch geordend geheel, waarin de oosterse benadering altijd de basis van de hiërarchie zal blijven.
            Waarom? Omdat de oosterse benadering eigenlijk ‘niet-iets’ is, en ‘niet-iets’ nooit een ‘iets’ in de weg kan zitten. Andersom is dat wel het geval. De westerse benadering gaat volledig uit van ‘ietsen’ en ‘iemanden’, waardoor de blik al bij de aanvang een kleur kan hebben.
            De oosterse benadering betreft het Verschilloze. Kleur is er niet – slechts ongebroken Licht.
            Het is het beste uitgangspunt om goed te leren kijken. Ál het andere, alle verschillen, alle ‘ietsen’, zijn hierin vervat, per definitie: dat is ‘de wereld van verschil’. De blik vanuit het Verschilloze (oftewel vanuit niet-iemand of niet-iets) is een blik die nooit ‘verbeterd’ kan worden. De blik kan weliswaar meteen erna gekleurd raken, vertroebeld en projecterend, maar de Plaats van waaruit de blik tapt is het einde van alle verschil en van alle redenering. Of je het nu Volheid noemt of Leegte maakt niet uit; de termen zijn hier zonder betekenis geworden.
            Het is een tappen uit Volmaaktheid. Hier is nog geen onderscheid, geen redenering, en geen enkel hoog-en-laag. Dit is het gat in elke reeks in de psyche. Vandaar dat dit het beste uitgangspunt is voor wat dan ook. Vandaar mijn term heilige volgorde.

12                
Desondanks, zoals zojuist al aangeduid met ‘de voortzetting’: het oosterse standpuntloze standpunt betreft niet het geheel. Er kan in de niet-voortzetting nog steeds iets ten onrechte vermeden worden, of genegeerd. Mijn verlangen gaat ernaar uit dat het geheel in beeld komt – iets wat volgens mij mogelijk moet zijn, ook al tref ik het nog nergens aan. 
            Met andere woorden, ik veronderstel dat er in de westerse manier van kijken iets zit dat neerkomt op het ontwaren van een kleine en eventueel groots uitpakkende, terechte toevoeging op het oosterse standpunt. Deze aarde is volgens mij niet alleen maar gebaseerd op een basisvergissing, een plaats om zo snel mogelijk weer te verlaten, wat door oosterse leraren wel eens gesuggereerd wordt.

Door op dit blog het contrast te tonen tussen deze twee elkaar ogenschijnlijk uitsluitende zaken, zou er misschien een verheldering rond dit thema kunnen komen.
            Dit blog is gewijd aan het werkelijke samengaan van deze twee benaderingen. De integratie van deze twee: ja, dat is waar ik mijn leven aan wijd.

Moge deze Volle Cirkel ertoe bijdragen
dat iemands belangstelling allereerst uitgaat naar
zijn werkelijke eigen natuur – wat ik graag ‘het Verschilloze’ noem –
en vervolgens naar het belang van het onderscheid tussen dit Verschilloze en al het andere (wat je kunt aanduiden als ‘de wereld van verschil’), zodat deze twee niet meer met elkaar verward worden.
Aldus, dankzij dit onderscheid, zou er wel eens een
            genadige verheldering kunnen ontstaan.


NOTEN
1. Voor mij is niet de islam ‘het grote tegengestelde’ van het Westen. De basis van de islam is dezelfde als de monotheïstische basis binnen onze joods-christelijke wereld. Met ‘het Oosten’ bedoel ik sowieso niet de algemeen gangbare vormen van hindoeïsme, boeddhisme of islam; de nadruk daarin is vrijwel identiek aan de westerse nadruk op ‘de persoon’. Slechts een paar stromingen in de genoemde religies, zoals advayische tradities in hindoeïsme en boeddhisme, en soefistische in de islam, zijn helemaal gewijd aan de in dit artikel genoemde niet-persoonlijke essentie.
2. Timothy Leary had samen met o.a. Richard Alpert (de latere Ram Dass) dit psychedelisch begeleidingsboek samengesteld dat gebaseerd is op het Tibetaanse Dodenboek: The Psychedelic Experience. A Manual Based on the Tibetan Book of the Dead. New Hyde Park, NY: University Books, 1964. Voor de Nederlandse vertaling in de Kwintessens-serie van De Bezige Bij (1969) heb ik de omslag getekend en de typografie ontworpen. Pas later ontdekte ik dat het onderricht in het Tibetaanse Dodenboek in feite Dzogchen-onderricht is. Je zou dit onderricht kort kunnen samenvatten als: ‘Kijk door je trips heen’. Mocht iemand overwegen om een keer LSD te onderzoeken, zou ik hem ook nu nog adviseren om door de aanwijzingen in dit boek begeleid te worden. Het boek wijst je erop dat je voor honderd procent tapt uit Louter Licht, ook al wordt allerlei ‘innerlijk’ beeldmateriaal ervaarbaar gemaakt waarvan je niet meteen zou zeggen dat dit Louter Licht is. Het is Louter Licht.
3. Consciousness and the Absolute. Durham, NC: Acorn, 1994; p. 7.
4. Johannes 12:  24.
5. ‘De meest universele term’: deze term advaya is namelijk gebruikt in beide oorspronkelijke non-dualistische tradities, de vedantische en de boeddhistische.

1 opmerking:

  1. Wat een mooie uitnodiging!
    "Dit Geheel" is het hele thema. Dit heeft ook mijn hart.
    Ik ben blij dar er woorden worden gevonden voor precies dat wát de geboorte is:
    Belangstelling én de oplossing daarvan óf oplossing en de voortzetting van belangstelling.
    Juist omdat er voortzetting van belangstelling is, is het zo wezenlijk om er over uit te wisselen.
    Ik krijg steeds meer oog voor wat je met de "Volle Cirkel" bedoelt.

    BeantwoordenVerwijderen