zondag 10 maart 2019


Zo-zijn met Oom Alan


Ooit voelde Alan Watts voor mij zo ongeveer als Oom Alan, de Engels-Amerikaanse oom die mijn grote voorbeeld was door alles precies zo te benoemen zoals ik het ook voelde maar niet benoemen kon. Hij was de belangrijkste van de schrijvers die me gered hebben uit een existentialistische manier van kijken. Ik was tweeëntwintig, en het was tot me doorgedrongen dat Oom Alan al op z’n eenentwintigste een boek had gepubliceerd dat het kernpunt aanwees.*1 Dat wil zeggen: het kernpunt losgemaakt van alle theosofische sciencefiction-taal die voorheen als een verwarrende saus over dit onderwerp uitgespreid lag. Ik had eerder ook al wel een boek van hem gelezen, het Nederlandse Zen-boeddhisme (de vertaling van The Way of Zen), maar hij werd pas een echt voorbeeld voor me toen ik zijn oorspronkelijke Engelse boeken begon te lezen. Dat was vanaf 1967, middenin de psychedelische revolutie waarin ik dankzij LSD herhaaldelijk had mee mogen maken wat in het Tibetaanse Dodenboek wordt bedoeld met het Heldere Licht.*2

Ja oom, met het lezen van jouw heldere taal is het diepgaande van ‘non-dualiteit’ me duidelijk geworden. Dank je zeer daarvoor. Niemand zei het zo duidelijk toen. Zo kort, zo verwant voelend met mijn manier van leven. Jij had al eerder LSD ingenomen, en in je prachtige Joyous Cosmology getuigde je ervan. Je woorden in dat boek voegden weliswaar niet iets toe aan mijn eigen ervaring op zich, maar wel werd je er ‘een van ons’ mee, terwijl je bijna dertig jaar ouder was dan ik.

Na de zestiger jaren las ik Alan Watts vrijwel niet meer. Andere bronnen bleken me meer te voeden. Gaandeweg werd me ook steeds duidelijker wat het verschil is tussen iemand die ‘het heel helder kan uitleggen’ en een waarachtig leraar.
            Alan Watts was een zeer getalenteerd uitlegger van de kern van de zaak. Hij was groots in de zin van waarachtig universeel kijkend: hij is degene geweest die me volkomen duidelijk heeft gemaakt dat de kern van de zaak nooit iets kan zijn van één specifieke weg. Hij was zelf weliswaar het meest thuis in Tao en Zen, maar hij gaf steeds op geloofwaardige manier aan dat in stromingen als Advaita Vedanta en Soefisme precies dezelfde kern aanwezig is. Dit is heel bijzonder. Veel mensen denken dat deze universele blik doodnormaal is, maar zodra je echt iets scherper kijkt, blijkt dat de meeste mensen toch hun eigen manier de enige vinden die de kern raakt. In India bijvoorbeeld noemt vrijwel iedereen zich universeel, maar men blijkt daarmee te bedoelen dat het hindoeïsme zo ongelooflijk universeel is. In dit opzicht was bijvoorbeeld Osho oftewel Bhagwan Rajneesh in India een uitzondering; hij was werkelijk universeel kijkend – wat in hoge mate was ontwikkeld onder invloed van Watts. Bhagwan was een groot bewonderaar van Watts.
           
Ik kan nergens een bron vinden waar iemand, eerder dan wat Watts schreef in 1950, kon uitleggen wat ‘non-dualiteit’ eigenlijk op zich is (dat wil zeggen los van specifieke stromingen als Advaita Vedanta) en wat het verschil is tussen non-dualisme en monisme.*3 Ik beschouw Watts’ verwoording uit die tijd als een vorm van pionierschap – in onze huidige tijd is de term ‘non-dualiteit’ in een bepaald gezelschap weliswaar een doodnormaal woord, maar toen lag dit totaal anders. En overigens heeft Van Dale zelfs nu, althans in zijn 2005-editie, het woord nog steeds niet opgenomen.

Waarom las ik Alan Watts op een gegeven moment niet meer? Iets was gewoon overbodig geworden, maar ook begon zijn verregaande vlotheid van inzicht me tegen te staan. Een overdreven gemak met het thema verlichting, gecombineerd met een fractie te veel nadruk op ‘het vrije genieten’. Ik weet het niet exact aan te wijzen. Het werd me in ieder geval duidelijk dat hij zelf niet een levend voorbeeld was van het Uiteindelijke. Hij praatte hier wel heel goed over, maar het bleef de vraag of hij zich door de Grote Zaak had laten ‘opeten’ of dat hij er uiteindelijk mee bleef koketteren. Meer en meer voelde ik dit laatste. Hij hoorde zelf dit soort bezwaren ook wel eens, en daar had hij een gevat antwoord op gevonden. Zo beschreef hij in zijn autobiografie de volgende dialoog met Swami Prabhavananda.*4 De swami had zojuist opgemerkt dat Krishnamurti weliswaar een heel fijn mens is, maar zijn onderricht helaas zeer misleidend, waarna hij besloot met: “Hij lijkt te zeggen dat je ook zonder enige spirituele methode realisatie kunt bereiken, en dat is uiteraard niet waar.”
            “Nee, inderdaad”, zei Alan hierop, “áls er tenminste wel iets is dat bereikt of verkregen kan worden. Jullie Upanishads zeggen het zo duidelijk: ‘Tat tvam asi, Jij bent Dat.’ Dus wat is er dan nog dat bereikt zou moeten worden?”
            De swami riep meteen: “O nee, nee! Het maakt een heel groot verschil of je alleen maar met woorden geïnformeerd bent dat dit zo is, of dat je dit werkelijk verwezenlijkt. (...) Er moet heel wat werk verricht worden om van het eerste naar het tweede te gaan.” Waarop Alan uiteraard een zeer intelligent antwoord gaf, wat erop neerkwam dat deze inspanning allemaal onzin is omdat het al vanaf het begin zo is dat je hetzelfde bent als het Absolute.
           
Toch zag Watts ook zelf wel degelijk in dat er een verschil bestaat. Zo herkende hij bijvoorbeeld in 1973 Da Free John, die toen nog een jonge man was met de naam Franklin Jones, als iemand die werkelijk tot realisatie was gekomen. Hij deed over hem uitspraken als “Het lijkt erop dat we hier een Avatar hebben. Ik kan het niet geloven – hij is werkelijk hier. Op zo iemand heb ik mijn hele leven gewacht. (...) Het is uit allerlei subtiele details duidelijk op te maken dat hij echt Dat ziet waar het allemaal om draait ... zeldzaam, zo iemand.” Alan maakte een afspraak met Franklin, maar vlak voor de geplande ontmoeting overleed hij.*5

Maar hoe dan ook, Watts had met het benadrukken van het onmiddellijke en ‘altijd-al-het-geval-zijnde’ natuurlijk ook volkomen gelijk. In ieder geval meer gelijk dan de mening dat er een lange weg van zwoegen nodig is, met veel meditatie, veel ‘naar de muur staren’, studie, stadia, en eventueel ook rituele of devotionele handelingen. Deze onmiddellijkheid benoemde hij graag met het woord ‘suchness’ (dat lastig te vertalen is in het Nederlands, maar voor het moment kunnen we het ‘zo-heid’ of ‘zo-zijn’ noemen). Prachtige manier van spreken vind ik – veel meer van toepassing dan de filosofische advaita-term ‘het Absolute’.
            Het is vooral vanwege deze nadruk dat ik Alan Watts nog steeds dankbaar ben. Hij heeft mij hiermee op een diepgaande manier beïnvloed. Hij heeft me erop gewezen dat het in dit hele veld van ‘verlichting’ enzovoort eigenlijk alleen maar gaat om het natuurlijke, het gewone. Hij kon dit geheel geloofwaardig toelichten, waardoor ik voor de rest van mijn leven deze nadruk ben blijven voelen als de meest kloppende. Alles moet een natuurlijke gang hebben, anders klopt er iets niet. Het moet tzu-jan zijn, vanzelf, natuurlijk – Watts leerde me hiermee en passant de eerste belangrijke termen in het Chinees, en wees erop dat deze zelfde nadruk op het natuurlijke ook in Indiaas Tantrisme bestond en daar sahaja werd genoemd (wat voor mij aanleiding werd om ook Sanskriet-termen te leren waarderen en op hun specifieke plaats te leggen).
            Geweldig. Dit natuurlijke is wat mij betreft nog steeds de kern.
            Dit natuurlijke is direct verbonden met het zojuist genoemde ‘zo-zijn’ (dat een vertaling is van de Sanskriet-term tathata en het Chinese chen-ju).*6 Je kunt de kern niet aanduiden, en dan kun je alleen nog maar zeggen dat het ‘zo’ is, oftewel ‘aldus’. Geen verder commentaar. Aldus.
            Ja, dit leerde Alan Watts aan de hele wereld. Ik ken niemand anders die de essentie al in de vijftiger jaren zo eenvoudig aanduidde als ‘zo-heid’ of ‘zo-zijn’ (tathata) – wat uiteraard niet met een eigenschap valt te omschrijven maar wat in ieder geval natuurlijk is, spontaan (sahaja).
 
 Ja oom, ik bedoel hierin nog steeds hetzelfde als jij, namelijk “Ha Ha...La ah ah....Ah....Ta tha”  – wat je steeds wilde benadrukken in je boeken. Bijvoorbeeld in je prachtige Nature, Man and Woman, dat me ongelooflijk heeft beïnvloed, met je “When the ear is singing, all other sounds are lost”.*7 Voorbij spreken, voorbij woorden. En toch juist doorgaan met woorden gebruiken! Ja! Je schrijverschap was een vrije sprong die het “Ha Ha...La ah ah....Ah....Ta tha” wilde vervullen. Geweldig! Dank je. Ik heb graag met je gedanst.

  Afbeelding: Volkert Reijn en Philip Renard, 1968          

Noten

1. The Spirit of Zen uit 1936. In 1940 in het Nederlands vertaald door J.A. Blok. Dit was het eerste Nederlandse boek over Zen.

2. Pas later drong tot me door dat deze tekst eigenlijk een Dzogchen-tekst is. De term Dzogchen werd toen nooit gebruikt.

3. Zie Watts’ The Supreme Identity uit 1950; p. 69 en 95.

4. Prabhavananda was toen de leidende Swami in de Ramakrishna Orde in Hollywood. In In My Own Way uit 1972; p. 276 en 277.

5. Later zei Franklin ‘Bubba’ Jones hierover: ‘Sommige mensen doen werkelijk alles om me te ontlopen.’ Citaten zijn uit omslagtekst van The Garbage and the Goddess en voorwoord van The Knee of Listening.

6. Tegenwoordig worden deze Chinese termen tzu-jan en chen-ju anders gespeld: respectievelijk ziran en zhenru.

7.  Nature, Man and Woman, a New Approach to Sexual Experience, uit 1958, p. 149 in de 1ste editie van Thames and Hudson.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten