Zo-zijn met Oom Alan
Ooit voelde Alan
Watts voor mij zo ongeveer als Oom
Alan, de Engels-Amerikaanse oom die mijn grote voorbeeld was door alles precies
zo te benoemen zoals ik het ook voelde maar niet benoemen kon. Hij was de
belangrijkste van de schrijvers die me gered hebben uit een existentialistische
manier van kijken. Ik was tweeëntwintig, en het was tot me doorgedrongen dat Oom
Alan al op z’n eenentwintigste een boek had gepubliceerd dat het kernpunt
aanwees.*1 Dat wil zeggen: het kernpunt losgemaakt van alle theosofische
sciencefiction-taal die voorheen als een verwarrende saus over dit onderwerp
uitgespreid lag. Ik had eerder ook al wel een boek van hem gelezen, het
Nederlandse Zen-boeddhisme (de
vertaling van The Way of Zen), maar
hij werd pas een echt voorbeeld voor me toen ik zijn oorspronkelijke Engelse
boeken begon te lezen. Dat was vanaf 1967, middenin de psychedelische revolutie
waarin ik dankzij LSD herhaaldelijk had mee mogen maken wat in het Tibetaanse
Dodenboek wordt bedoeld met het Heldere
Licht.*2
Ja oom, met het lezen van jouw
heldere taal is het diepgaande van ‘non-dualiteit’ me duidelijk geworden. Dank
je zeer daarvoor. Niemand zei het zo duidelijk toen. Zo kort, zo verwant
voelend met mijn manier van leven. Jij had al eerder LSD ingenomen, en in je
prachtige Joyous
Cosmology getuigde je ervan. Je woorden
in dat boek voegden weliswaar niet iets toe aan mijn eigen ervaring op zich,
maar wel werd je er ‘een van ons’ mee, terwijl je bijna dertig jaar ouder was
dan ik.
Na de
zestiger jaren las ik Alan Watts vrijwel niet meer. Andere bronnen bleken me
meer te voeden. Gaandeweg werd me ook steeds duidelijker wat het verschil is
tussen iemand die ‘het heel helder kan uitleggen’ en een waarachtig leraar.
Alan Watts was een zeer getalenteerd
uitlegger van de kern van de zaak. Hij was groots in de zin van waarachtig
universeel kijkend: hij is degene geweest die me volkomen duidelijk heeft
gemaakt dat de kern van de zaak nooit iets kan zijn van één specifieke weg. Hij
was zelf weliswaar het meest thuis in Tao en Zen, maar hij gaf steeds op
geloofwaardige manier aan dat in stromingen als Advaita Vedanta en Soefisme precies
dezelfde kern aanwezig is. Dit is heel bijzonder. Veel mensen denken dat deze universele
blik doodnormaal is, maar zodra je echt iets scherper kijkt, blijkt dat de
meeste mensen toch hun eigen manier de enige vinden die de kern raakt. In India
bijvoorbeeld noemt vrijwel iedereen zich universeel, maar men blijkt daarmee te
bedoelen dat het hindoeïsme zo
ongelooflijk universeel is. In dit opzicht was bijvoorbeeld Osho oftewel Bhagwan
Rajneesh in India een uitzondering; hij was werkelijk universeel kijkend – wat in
hoge mate was ontwikkeld onder invloed van Watts. Bhagwan was een groot
bewonderaar van Watts.
Ik kan
nergens een bron vinden waar iemand, eerder dan wat Watts schreef in 1950, kon
uitleggen wat ‘non-dualiteit’ eigenlijk op
zich is (dat wil zeggen los van specifieke stromingen als Advaita Vedanta)
en wat het verschil is tussen non-dualisme en monisme.*3 Ik beschouw
Watts’ verwoording uit die tijd als een vorm van pionierschap – in onze huidige
tijd is de term ‘non-dualiteit’ in een bepaald gezelschap weliswaar een
doodnormaal woord, maar toen lag dit totaal anders. En overigens heeft Van Dale
zelfs nu, althans in zijn 2005-editie, het woord nog steeds niet opgenomen.
Waarom las ik
Alan Watts op een gegeven moment niet meer? Iets was gewoon overbodig geworden,
maar ook begon zijn verregaande vlotheid van inzicht me tegen te staan. Een
overdreven gemak met het thema verlichting, gecombineerd met een fractie te
veel nadruk op ‘het vrije genieten’. Ik weet het niet exact aan te wijzen. Het
werd me in ieder geval duidelijk dat hij zelf niet een levend voorbeeld was van het Uiteindelijke. Hij
praatte hier wel heel goed over, maar het bleef de vraag of hij zich door de
Grote Zaak had laten ‘opeten’ of dat hij er uiteindelijk mee bleef koketteren.
Meer en meer voelde ik dit laatste. Hij hoorde zelf dit soort bezwaren ook wel
eens, en daar had hij een gevat antwoord op gevonden. Zo beschreef hij in zijn
autobiografie de volgende dialoog met Swami Prabhavananda.*4 De swami
had zojuist opgemerkt dat Krishnamurti weliswaar een heel fijn mens is, maar
zijn onderricht helaas zeer misleidend, waarna hij besloot met: “Hij lijkt te
zeggen dat je ook zonder enige spirituele methode realisatie kunt bereiken, en
dat is uiteraard niet waar.”
“Nee, inderdaad”, zei Alan hierop, “áls
er tenminste wel iets is dat bereikt of verkregen kan worden. Jullie Upanishads
zeggen het zo duidelijk: ‘Tat tvam asi,
Jij bent Dat.’ Dus wat is er dan nog
dat bereikt zou moeten worden?”
De swami riep meteen: “O nee, nee!
Het maakt een heel groot verschil of je alleen maar met woorden geïnformeerd
bent dat dit zo is, of dat je dit werkelijk verwezenlijkt.
(...) Er moet heel wat werk verricht worden om van het eerste naar het tweede
te gaan.” Waarop Alan uiteraard een zeer intelligent antwoord gaf, wat erop
neerkwam dat deze inspanning allemaal onzin is omdat het al vanaf het begin zo
is dat je hetzelfde bent als het Absolute.
Toch zag
Watts ook zelf wel degelijk in dat er een verschil bestaat. Zo herkende hij bijvoorbeeld
in 1973 Da Free John, die toen nog een jonge man was met de naam Franklin
Jones, als iemand die werkelijk tot realisatie was gekomen. Hij deed over hem uitspraken
als “Het lijkt erop dat we hier een Avatar hebben. Ik kan het niet geloven –
hij is werkelijk hier. Op zo iemand heb ik mijn hele leven gewacht. (...) Het
is uit allerlei subtiele details duidelijk op te maken dat hij echt Dat ziet
waar het allemaal om draait ... zeldzaam, zo iemand.” Alan maakte een afspraak met
Franklin, maar vlak voor de geplande ontmoeting overleed hij.*5
Maar hoe dan
ook, Watts had met het benadrukken van het onmiddellijke en
‘altijd-al-het-geval-zijnde’ natuurlijk ook volkomen gelijk. In ieder geval
meer gelijk dan de mening dat er een lange weg van zwoegen nodig is, met veel
meditatie, veel ‘naar de muur staren’, studie, stadia, en eventueel ook rituele
of devotionele handelingen. Deze onmiddellijkheid benoemde hij graag met het
woord ‘suchness’ (dat lastig te vertalen is in het Nederlands, maar voor het
moment kunnen we het ‘zo-heid’ of ‘zo-zijn’ noemen). Prachtige manier van
spreken vind ik – veel meer van toepassing dan de filosofische advaita-term
‘het Absolute’.
Het is vooral vanwege deze nadruk
dat ik Alan Watts nog steeds dankbaar ben. Hij heeft mij hiermee op een diepgaande
manier beïnvloed. Hij heeft me erop gewezen dat het in dit hele veld van
‘verlichting’ enzovoort eigenlijk alleen maar gaat om het natuurlijke, het
gewone. Hij kon dit geheel geloofwaardig toelichten, waardoor ik voor de rest
van mijn leven deze nadruk ben blijven voelen als de meest kloppende. Alles
moet een natuurlijke gang hebben, anders klopt er iets niet. Het moet tzu-jan zijn, vanzelf, natuurlijk –
Watts leerde me hiermee en passant de
eerste belangrijke termen in het Chinees, en wees erop dat deze zelfde nadruk
op het natuurlijke ook in Indiaas Tantrisme bestond en daar sahaja werd genoemd (wat voor mij
aanleiding werd om ook Sanskriet-termen te leren waarderen en op hun specifieke
plaats te leggen).
Geweldig. Dit natuurlijke is wat mij
betreft nog steeds de kern.
Dit natuurlijke is direct verbonden
met het zojuist genoemde ‘zo-zijn’ (dat een vertaling is van de Sanskriet-term tathata en het Chinese chen-ju).*6 Je kunt de kern
niet aanduiden, en dan kun je alleen nog maar zeggen dat het ‘zo’ is, oftewel
‘aldus’. Geen verder commentaar. Aldus.
Ja,
dit leerde Alan Watts aan de hele wereld. Ik ken niemand anders die de essentie
al in de vijftiger jaren zo eenvoudig aanduidde als ‘zo-heid’ of ‘zo-zijn’ (tathata) – wat uiteraard niet met een
eigenschap valt te omschrijven maar wat in ieder geval natuurlijk is, spontaan (sahaja).
Ja oom, ik bedoel hierin nog steeds
hetzelfde als jij, namelijk “Ha Ha...La ah ah....Ah....Ta tha” – wat je steeds wilde benadrukken in je
boeken. Bijvoorbeeld in je prachtige Nature, Man and Woman,
dat me ongelooflijk heeft beïnvloed, met je “When the ear is singing, all other
sounds are lost”.*7 Voorbij
spreken, voorbij woorden. En toch juist doorgaan met woorden gebruiken! Ja! Je schrijverschap was een vrije sprong die
het “Ha Ha...La ah ah....Ah....Ta tha” wilde vervullen. Geweldig! Dank je. Ik heb
graag met je gedanst.
Afbeelding: Volkert Reijn en Philip Renard, 1968
Noten
1. The Spirit of Zen uit 1936. In 1940 in het Nederlands vertaald door
J.A. Blok. Dit was het eerste Nederlandse boek over Zen.
2. Pas later drong tot me
door dat deze tekst eigenlijk een Dzogchen-tekst is. De term Dzogchen werd toen
nooit gebruikt.
3. Zie Watts’ The Supreme
Identity uit 1950; p. 69 en 95.
4. Prabhavananda was toen
de leidende Swami in de Ramakrishna Orde in Hollywood. In In My Own Way uit 1972; p. 276 en 277.
5. Later zei Franklin ‘Bubba’
Jones hierover: ‘Sommige mensen doen werkelijk alles om me te ontlopen.’ Citaten zijn uit omslagtekst van The Garbage and the Goddess en voorwoord
van The Knee of Listening.
6.
Tegenwoordig worden deze Chinese termen tzu-jan
en chen-ju anders gespeld:
respectievelijk ziran en zhenru.
7. Nature,
Man and Woman, a New Approach to Sexual
Experience, uit 1958, p. 149 in de 1ste editie van Thames and Hudson.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten