zaterdag 3 september 2016



Vol is niet verschillend van leeg

Ik noem dit blog ‘Volle Cirkel’. De cirkel is vol. Wat is vol eigenlijk? Kan het bijvoorbeeld ooit verder uitbreiden, of voller zijn dan vol? En kan het volle ooit ophouden vol te zijn?
            In de Upanishads staat een kort tekstje dat hierover gaat.

Dat is vol.
Dit is vol.
Het volle komt voort uit het volle.
Al neem je het volle weg uit het volle,
         het volle blijft vol.

Dit vertaalde ik ooit aldus, naar de Engelse versie van S. Radhakrishnan (The Principal Upanisads, 1953). Ik heb deze verwoording van hem altijd de mooiste gevonden – het Sanskriet-woord purna gewoon kort vertalend met ‘full’. Het tekstje staat in de ‘aanroeping’ voor de Isha Upanishad (p. 566). In zijn vertaling van hetzelfde tekstje in de oorspronkelijke versie ervan, namelijk als onderdeel van de oudere Brihad-aranyaka Upanishad, gebruikte Radhakrishnan een andere verwoording, en werd purna ‘fullness’ (p. 289). Met de term ‘volheid’ als vertaling maakte ik ook een versie, die ik wat langer maakte en waarin ik tussen teksthaken een kleine toelichting plaatste.

Dat  [wat aan vorm voorafgaat] is volheid.
Dit  [de huidige vorm] is volheid.
Volheid begint steeds weer, vanuit volheid.
Al neem je volheid weg uit volheid,
volheid blijft het geval.

Wim van de Laar verwoordde, in zijn vertaling De Upanishads uit 2015, het woord purna als ‘volledig’, wat ook helemaal op zijn plaats is. Het tekstje werd aldus (p. 140):

Dat is volledig. Dit is volledig.
Volledigheid komt voort uit volledigheid.
Wanneer volledigheid van volledigheid wordt weggenomen,
blijft volledigheid volledig.

Er bestaat een fragment in een boeddhistisch geschrift, de Ratnagotra-vibhaga, dat enigszins vergelijkbaar is. Dit is een Sanskriet-tekst uit ongeveer de vierde eeuw, of begin vijfde. De tekst staat ook bekend als Uttara-tantra; vooral in het Tibetaans Boeddhisme wordt deze titel gebruikt (in het Engels is deze titel vaak vertaald als The Highest Continuum).
            Het is vooral dankzij dit geschrift dat het begrip ‘Boeddha-natuur’ in het Tibetaans Boeddhisme een fundamenteel iets is geworden; zeker in Mahamudra- en Dzogchen-onderricht (in het Chinees Boeddhisme was dit voornamelijk dankzij de Nirvana Soetra gebeurd).
            Het fragment luidt:

Er is helemaal niets dat hieruit verwijderd hoeft te worden,
noch hoeft wat dan ook toegevoegd te worden.
Kijk helder naar wat de klaarblijkelijke werkelijkheid is.
Als je ziet wat klaarblijkelijk werkelijk is, ben je bevrijd. [1]

Ja, ‘klaarblijkelijke werkelijkheid’: dat is mijn oplossing op een Engelse vertaling als ‘actual reality’. Allemaal pogingen om het Phát-achtige, het in-je-gezicht-slingerende, onafwendbare, een beetje normaal klinkende woorden te geven.

Boeddhisten zoals de vierde-eeuwse schrijver van deze tekst baseerden zich helemaal op de uitwijk-mogelijkheid om dit ‘leegte’ te noemen. Dat ben ik helemaal met ze eens. Honderd procent. Leeg is het. Zojuist zei ik nog dat het vol is. Nu zeg ik dat het leeg is.

Is hier verschil tussen?
            Nee, geen enkel.
            Vol is leeg. Lege Cirkel.

Hoezo? Hoe kan vol nou leeg zijn?
            Omdat verschil hier niet meer bestaat. Waar geen verschil meer is, is taal een soort ornament geworden. Taal gaat naar links, taal gaat naar rechts, maar werkelijkheid gaat geen kant op.

[1]. Dit is vers I.154 (of, in andere versies: 155). Ik volg hier vooral de vertaling van Karl Brunnhölzl, When the Clouds Part (2014), p. 410-411, en van Richard Barron, in zijn vertaling van Longchenpa’s Drupta Dzod (waarin Longchenpa veel citaten opnam uit de Uttara-tantra): The Precious Treasury of Philosophical Systems (2007), p. 149-150.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten