dinsdag 13 september 2016





Beleving is een halfbloed

Beleving is een halfbloed.
Hij is geboren uit het wonderbaarlijke samensmelten van
            Mij, het Verschilloze (dat wil zeggen Zien zelf),
                en
            een ‘pakket’ van verschillen, die vanuit een blinde
karmische kracht of drang manifest willen worden.
            [Deze blinde kracht kun je natuurlijk ook wel ‘verschilloos’ noemen, maar dat is dan een vaag soort verschilloos, als een soep.]

Vanuit dit huidig gemanifesteerde noem je Beleving
            ‘mijn portie’.
Vanuit het Verschilloze herken je Beleving als
            ‘de activiteiten die een eerbetoon aan Mij zijn’.[1]
De huidige portie is een eerbetoon aan Mij.

De ‘mijn’ van de portie en de ‘Mij’ van het Verschilloze
zijn niet verschillend.
Er is maar één Bewustzijn,
            niet een beperkt bewustzijn
naast een onbeperkt, universeel, ‘hoger’ Bewustzijn.
Bewustzijn is het echte Verschilloze.

[1]  Deze manier van spreken is van Shri Atmananda, in het oogverblindend mooie hoofdstuk van Atma Nirvriti,  ‘Het eerbetoon van zintuigen, denken en voelen aan Mij’ (Atmananda Upanishad. Felix Uitgeverij, Cothen, 2009; p. 84. Het boek is uit de handel genomen; vragen hieromtrent kunnen gesteld worden aan Uitgeverij Juwelenschip).



Een toelichting op de technische term ‘Beleving’

De term ‘Beleving’ is ooit tijdens vertaalwerk van tekst van Nisargadatta bij me opgekomen als beste term voor datgene wat hij aanduidde met termen als chetana en chaitanya – termen die in het Engels vertaald werden als ‘consciousness’, wat in het Nederlands altijd ‘bewustzijn’ werd. Omdat Nisargadatta er iets dynamisch mee bedoelde, meer zoiets als ‘vibrerende sensatie’, ‘voelbare directheid’, ‘voelvermogen’ (het Engelse ‘sentience’), had ik al een flinke tijd de indruk dat er aan de vertaling van het woord iets niet klopte. De zaak was er ingewikkelder op gemaakt doordat Wolter Keers in zijn Nederlandse vertaling van I Am That een nog grotere sprong de verkeerde kant op had gemaakt: hij vertaalde daar de term met ‘mentaal bewustzijn’. In de Inleiding van Ik ben, het eerste deel van de vertaling, lichtte hij dit toe door over het woord consciousness te zeggen: “Maurice Frydman (...) gebruikte het om het tegenovergestelde [van het Absolute] aan te duiden: denken en voelen” (p. 8). Tja, zo ver kan zoiets gaan. Wat Nisargadatta (en Frydman) met de term chetana bedoelde was nou juist niet mentaal bewustzijn! Hij bedoelde hiermee het ‘ik ben’-beginsel, dat nog voorafgaat aan enige mentale invulling.
            Wolter maakte met zijn interpretatie eigenlijk een tragische sprong – tragisch althans voor de helderheid van de lezers van de Nederlandse vertaling van I Am That. Het boek, nu nog verkrijgbaar als Ik Ben/Zijn, bevat daardoor een basisvergissing die nog steeds, in herdrukken, door het hele boek loopt. [Jammer genoeg is vrijwel niemand in dit onderscheid geïnteresseerd; mijn opmerkingen lang geleden hierover aan de hierbij betrokken personen werden in zijn geheel genegeerd. Melden dat lezers bij een vertaling de verkeerde kant op worden gestuurd is voor veel mensen een soort mierenneukerij.]
            Wolter was leerling geweest van Atmananda (Krishna Menon), en diens tekst had hij heel goed vertaald. Toen Wolter later bij Nisargadatta kwam, raakte hij volkomen de kluts kwijt over diens gebruik van de term ‘consciousness’. Hij ging ervan uit dat een term is wat hij is. En grappig genoeg deed Nisargadatta precies hetzelfde. Met andere woorden, toen ze met elkaar spraken gingen ze er allebei van uit dat ‘bewustzijn nou eenmaal bewustzijn is’, zonder enig oog te hebben voor de mogelijkheid dat het hier slechts een term betrof, die door iedereen op eigen manier kan worden geïnterpreteerd (in het jargon van de taalwetenschapper Korzybski: zij zagen consciousness aan voor ‘het gebied’, terwijl het alleen maar ‘de landkaart’ is). Het is aan te raden om eens het verslag te lezen van de uitwisseling tussen Nisargadatta en Wolter, op 18 november 1976; dit is gepubliceerd in het december-nummer 2001 van het blad InZicht. De spraakverwarring is hier werkelijk compleet, ook bij de twee aanwezige vertalers uit het Marathi.
            Het misverstand kan samengevat worden als volgt: Atmananda had de term consciousness gebruikt om het Absolute mee aan te duiden (hij sprak zelf Engels), en Wolter had dit spraakgebruik uiteraard overgenomen, als toegewijd leerling. Nisargadatta en zijn Indiase vertalers die de term consciousness hanteerden, bedoelden met deze term een ‘levend zijn’, een vitaal en dynamisch ‘ik ben er’ – en benadrukten dat dit nog steeds waarneembaar is. Waarop Wolter natuurlijk bleef roepen: ‘Nee, dat is uitgesloten! Bewustzijn is nou juist dat wat niet waargenomen kan worden!’ En toen het eindelijk tot hem doordrong dat consciousness voor Nisargadatta iets geheel anders was, kon hij dit alleen maar zodanig interpreteren dat het ‘dus’ slechts een mentaal bewustzijn betreft, met andere woorden ‘de geest’.
            In de latere Nederlandse vertalingen, door Belle Bruins, is het woord ‘bewustzijn’ zonder meer gehanteerd, dat wil zeggen zonder poging om het lastige parket een beetje toe te lichten. Dit alles had er al een tijd toe geleid dat ik verlangde naar een andere term voor deze bijzondere aangelegenheid, deze ‘dynamische kennendheid’.

Beleving is deze term dus voor mij geworden. In dit woord voel ik het ‘niet-bewuste’ vitale Levensbeginsel samengaan met het bewust meemaken van dit vitale. Precies wat Nisargadatta met zijn ‘ik ben’ bedoelde.
            Vandaar mijn manier van spreken ‘Beleving is een halfbloed’.
          Graag heb ik Atmananda hierin willen betrekken, door meteen in de derde regel zijn specifieke gebruik van het waarachtige ‘Mij’ binnen te brengen.
            In dankbaarheid. Ik heb hem nooit gekend, maar ik probeer hiermee mijn dankbaarheid aan te geven – ook aan Alexander natuurlijk, die me twee jaar lang onderricht gaf in deze Atmananda-benadering (hij was, als ex-leerling van Atmananda’s leerling Wolter, feitelijk ‘doorregen’ van de Atmananda-taal).
            O! Shri Nisargadatta Maharaj voelt weliswaar als mijn ‘Wortel-Goeroe’, maar Shri Atmananda geldt in mijn ziel als ‘bevrijder’. Hij toonde mij op een gegeven moment volledig, onomstotelijk, dat Ik altijd al vrij ben, hoezeer Philip ook onvrije aspecten kan blijven tonen. Atmananda’s taal is hierdoor voor een flink deel ook mijn taal geworden.

In het boek ‘Ik’ is een deur heb ik de term Beleving toegelicht. Ik plak hier een paar citaten eruit (p. 57 en 75): 
            ‘Beleving’ gebruik ik als aanduiding voor het huidige beleven op zich, los van het subjectieve, kleurende aspect dat ‘beleving’ als woord kan hebben.[1] Ik schrijf het woord graag met een hoofdletter, om duidelijk te doen uitkomen dat Beleving voorafgaat aan denken en voelen (en dus aan de persoonlijkheid), en dat het niet om iets gaat dat een veelvoud kent. Er bestaan talloze belevenissen, maar Beleving is iets op zich. Weliswaar kun je spreken van ‘de beleving van allerlei gebeurtenissen, of gevoelens’, maar ook daarin is beleving datgene wat op zichzelf staat, zonder diversiteit. Hoewel de betekenis van het woord ‘beleving’ veel lijkt op die van ‘ervaring’, ligt het verschil onder andere in de veelvoud-mogelijkheid van ervaringen. Een ervaring is iets specifieks, waarbij de ene ervaring anders is dan de volgende. En, in de woorden van Nisargadatta: “Een gebeuren wordt een ‘ervaring’ (experience) als je er emotioneel betrokken bij raakt.” Hij beschreef de verhouding tussen de verschillende niveaus als volgt: “Er bestaat niet zoiets als het ervaren (experience) van het Absolute, omdat dat voorbij alle ervaring ligt. Aan de andere kant is het Zelf het ervarende (experiencing) element [het Belevings-element] in elke ervaring, dat daarmee in zekere zin echtheid schenkt aan de talloze ervaringen.” Met andere woorden: Onafgebroken is er het Absolute. Hoewel het niet beleefbaar is, schenkt het constant werkelijkheid aan alles wat beleefd wordt. Dit schenkende wordt als het ware ‘doorgegeven’ door het Zelf, dat als Beleving op zich, als weerspiegeling van de Absolute Werkelijkheid, tijdelijke echtheid schenkt aan belevenissen.
            Het mooie van de term ‘Beleving’ is bovendien dat het dubbele waar het hier om gaat, al in de term vervat zit (het kan duiden op een ‘sensatie’, iets dat als een subtiel object meegemaakt wordt – alsook op het meemaken van die sensatie). De term ‘bewustzijn’ heeft dat niet. Die moet eigenlijk steeds toegelicht worden, omdat er zoveel verschillende opvattingen over bestaan.

Beleving is er dankzij het Licht, Absoluut Bewustzijn. Het is de weerspiegeling ervan (ook al is het inderdaad wel degelijk van belang om op te merken dat zo’n weerspiegeling er pas kan zijn als een fysiek lichaam zo’n ‘spiegel’ mogelijk maakt). Het is Licht zelf, maar dan in de beleefbare zin van het woord. Als je in de Beleving kijkt wat Beleving mogelijk maakt, zul je merken dat dat Licht is, de schenkende, kennende bron van alles. Niet ‘een’ licht, een waarneembare bron van waaruit een straling kan worden opgemerkt, maar onbegrijpelijk, ontraceerbaar Licht. Het is Dat wat al het andere mogelijk maakt, wat werkelijkheid schenkt aan de huidige Beleving.
Weliswaar is Beleving net zo min werkelijk in de uiteindelijke zin als denken en voelen, maar door op dit tussenniveau te vertoeven en tot rust te komen, los van de kleefkracht van het denken en voelen, kun je gaandeweg herkennen wat in Beleving altijd al het werkelijke is: het kennende element, het shuddha sattva element. Zo kun je ook herkennen dat dit het bevrijdende element is, omdat het kennende nergens aan vast zit. Zoals de hedendaagse Dzogchen-leraar Tsoknyi Rinpoche zegt: “De kennende kwaliteit zelf blijft onafgeleid.” Met andere woorden, aandacht kan afgeleid worden, maar het kennende dat aandacht mogelijk maakt, niet.

[1]  Het wonderlijke doet zich voor dat ‘beleving’ juist in de genoemde kleurende zin van het woord recent een modeterm is geworden. Via bladen als Libelle, Happinez, Linda en via media als Facebook blijkt ‘beleving’ graag gehanteerd te worden bij het beschrijven van het smullen in dat ene zojuist ontdekte restaurantje in Rimini of van het liggen op je privé-strandje op de Seychellen. Wat als term gebruikt kan worden voor dat wat honderd procent ongekleurd is, namelijk het loutere gegeven dat je er bent, kan kennelijk ook gebruikt worden voor zoiets als ‘ja, zo beleef ik het nou eenmaal’, met andere woorden, ‘zo kleur ik het nou eenmaal’. Maar het zij zo. Vijftien jaar geleden, toen ik de term Beleving ging hanteren, was deze mode nog niet begonnen, of nog niet tot me doorgedrongen. En zodra er toch een misverstand omtrent het woord oprijst, zeg ik meteen: ‘louter Beleving’.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten