zondag 14 augustus 2016


Hoezo zou je belangstelling moeten hebben voor de Westerse Verlichting?

Een brief aan Karel Fontaan, die deze vraag stelde

                                                                                              14 augustus 2016, vlak voor V-J Day
Beste Karel,
            Ons gesprek over wat interessant is bij geschiedenis werkt nog bij me door, ook doordat je later per mail een naam van een schrijver vroeg. Het heeft bij mij teweeggebracht dat een plan ontstond hierover iets op schrift te zetten. Ook voor mezelf, met de vraag: maar wat is dan toch datgene wat aan deze belangstelling terecht zou kunnen zijn – met andere woorden, ook van belang voor anderen?
            Ik noem zelf het onderwerp graag ‘Westerse Verlichting’. Die term houdt voor mij het geheel in, de hele ontwikkelingsaanpak van het Westen. Dus niet alleen het achttiende-eeuwse tijdperk van de Verlichting, maar alles wat in het Westen in de loop der eeuwen tot een bepaalde ontwikkeling heeft geleid, of dit nu een verbetering betreft of niet (wel heb ik belangstelling voor het genoemde tijdperk, maar dat is meer een detaillering). Volgens mij bestaat er binnen de oosterse bevrijdingswegen niet zo’n houding alsof het leven om ontwikkeling draait; die houding zie ik als uniek westers. Toch beweegt de hele wereld, ook de zogenaamd oosterse, zich op dit moment graag voort in grote en snelle vliegtuigen en gebruikt graag allerlei digitale instrumenten – wat allemaal een gevolg is van de westerse ontwikkelingsmentaliteit en -cultuur.
            Het feit dat ik zelf ook tot die cultuur behoor, en die niet afzweer (althans niet op enige consequente manier, vergelijkbaar met de antropoloog Ton Lemaire van De Indiaan in ons bewustzijn, die zich zonder computer schijnt te hebben teruggetrokken op het Franse platteland), geeft mij de stelligheid dat ik ‘dat wat als “terecht” zou kunnen overblijven van de westerse houding’ wil leren kennen. Ik voel me zó vaak bestookt door allerlei onzin, zowel in de ene als in de andere cultuur, dat ik steeds opnieuw pogingen heb gedaan om erachter te komen wat nou geen onzin is.
            Bij de oosterse benadering heb ik het gevoel dat ik dit nu wel zo’n beetje heb onderzocht, waardoor ik denk te kunnen beoordelen wat daarin onzin is en wat niet. Maar: dit is mede te danken aan het feit dat ik in de afgelopen twintig jaar op het spoor ben gekomen van juist westerse onderzoekers die de oosterse bevrijdingswegen hebben verhelderd. Ook al kun je bezwaren opperen tegen sommigen van die westerse onderzoekers, dat zij misschien niet de kern van de zaak hebben begrepen – je kunt vaak wél zeggen dat ze in ieder geval hebben geholpen om de onzin te doorzien. Ik denk hierbij aan mensen als Dale Wright, John McRae, Andrew Tuck (met dat prachtige boek over de vele interpretaties van Nagarjuna in het Westen), Bernard Faure, Anantanand Rambachan (uit Trinidad, in UK opgeleid), Jeffrey Kripal (in USA opgeleid) en Donald Lopez. Vaak scherp door de troebelheid van oosterse teksten en opvattingen (dat wil zeggen traditionele interpretaties en taboes) heen snijdend: dit is precies datgene wat ik op een gegeven moment ben gaan aanduiden als ‘Westerse Verlichting’. Hun onderwerp is weliswaar de Oosterse Verlichting, maar dat wat ze zelf in werkelijkheid doen is Westerse Verlichting: iets tot licht brengen wat daarvóór troebel of misleidend was (en wat dat bleef zolang een autoriteit werd aangenomen boven jezelf). Zij geven eigenlijk het beste antwoord op het benauwde standpunt van ‘het kan alleen maar op de vedische manier’ (zoals mensen als James ‘Ram’ Swartz dit nu nog zeggen, door Dayananda beïnvloed) – wat vergelijkbaar is met ‘het kan alleen maar via de Heiland die voor onze zonden gestorven is’, en uiteraard met de extremere equivalenten hiervan uit bepaalde islamitische kringen.

Ik noem dit Westerse Verlichting omdat hierin duidelijk wordt gemaakt waar het in het Westen om gaat, als uiteindelijke bijdrage. Het is het punt dat door Kant is benoemd als ‘de durf om van je eigen verstand gebruik te maken’.
            Oosterse Verlichting legt eerder de nadruk op het luisteren naar een leraar, en tijdelijk is dat terecht. Want voor het tot besef komen van je ware natuur, van Dat wat altijd hetzelfde is, vind ik het nog altijd wezenlijk om eerst een onderbreking toe te staan in je denkpatronen, en te luisteren. En het kan dienend zijn om dat een tijd ook letterlijk te doen, te luisteren naar iemand ‘buiten je’. Dan is het niet gevaarlijk om de woorden van je leraar klakkeloos over te nemen, en tot je door te laten dringen.
            Maar zodra de zaken gaan over de vele invullingen van het leven, dan kunnen in een oogwenk machtsstructuren de verhouding gaan bepalen (ook in de verhouding met een leraar), en dan doe je er goed aan om vooral het advies van Kant te volgen. Naar mijn gevoel heeft de westerse ontwikkelingsmentaliteit vooral bijgedragen om dit soort structuren te onderzoeken, en om er antwoorden op te vinden. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is typisch een uitvloeisel van deze mentaliteit, die ik ‘Westerse Verlichting’ noem.
            Mijn Universele Verklaring van de Ware Natuur van de Mens behelst een samengaan van beide vormen van Verlichting, omdat ze in mijn ogen beide onmisbaar zijn.
           
Hartelijke groet,
                 Philip

1 opmerking:

  1. Voortreffelijke verhelderende brief, Philip. Bedankt. Ik ben benieuwd naar het eventuele antwoord van Karel Fontaan. Hans

    BeantwoordenVerwijderen