zondag 3 juli 2016


Over kwaliteit en superioriteit

(inzake het ‘geestelijk leven’ alsook al het andere)

                                        
  1
Kwaliteit is een hoog goed.[1]
Kwaliteit.
            Misschien wel datgene waar het,
            ‘werelds gezien’, om gaat.

  2
De drang om zelf kwaliteit te leveren,
            om toonbaar een zekere ‘zin’ te geven aan dit alles,
            is op zich geweldig.
Het is een volslagen onschuldige drang.

Schoonheid komt eruit voort.
Het vermogen om anderen te ontroeren,
            een genoegen te schenken
            in dit tijdelijke bestaan.
Kunst. Poëzie.

  3
Met kwaliteit verschaf je jezelf een plaats
            temidden van anderen.
Er kan een zekere erkenning plaatsvinden.
Wie zou de terechtheid daarvan willen betwisten!

  4
Het valt echter steeds weer op dat datgene
            wat aanvankelijk gewoon toewijding is,
            en wel aan kwaliteit, het allerbeste,
            zelfs aan ‘dat waarom het gaat’,
opeens, of gaandeweg
            (door ‘vrije wil’ dan wel ‘geprogrammeerd’ –
            wat namelijk geen enkel verschil maakt),
doorschiet,
en wil pronken, zegevieren, overheersen, winnen,

waarbij vervolgens deze blinde drang
            gemakshalve onder de tafel wordt geduwd.

  5
In ‘de wereld’, bijvoorbeeld in ‘de kunst’, of in
            ‘de wetenschap’, of in ‘de politiek’, in ‘de sport’, enzovoort,
is dit allemaal bekend, en wordt dit heel gewoon gevonden.
Vechten is daar heel normaal (en ook het verbergen daarvan).
Willen winnen, dat is ‘sport’.

  6
Vaak wordt in geestelijke kringen, met name de non-dualistisch-
           georiënteerde, gedacht dat dit wereldse fenomeen 
           genaamd ‘willen winnen’
niet meer het geval zal zijn zodra er door iemand
            verlichting wordt beleden of geclaimd.
Immers, de boodschap luidt dan dat er
            helemaal geen ik meer is
            dat zou kunnen willen
            dus ook kunnen willen winnen.

Maar dan tonen zich gek genoeg steeds weer zogenaamde verlichten
            die een mening, of liever gezegd oordeel hebben
            over andere zogenaamde verlichten,
            en zichzelf benoemen als ‘de enige ware’,
waaruit blijkt dat zij nog een ‘verschil’ honoreren,
            wat in tegenspraak is met het claimen van ‘geen ik’.
Alleen waar een ik als werkelijk wordt gevoeld, kan er een verschil 
            met ‘anderen’ worden opgemerkt.
                                         
  7
Maar hoe kun je dit alles, dit soort meningen, eigenlijk beoordelen?
Of het nu over de wereld gaat, met zijn prachtige kunstuitingen 
            en  ontroerende nobelheids-acties,
of over iets wat je ‘werkelijk’ (het meest ware van alle
            zogenaamde geestelijk leven) kunt noemen,
            of althans iets werkelijker dan werelds –

je kunt zelf wel degelijk beoordelen
wat heel dichtbij bij jezelf begint.

Het begint niet met ‘wereldse’ elementen, zoals geld, seks en roem.
Dat zit allemaal aan de staart.

Wat aan het begin zit, aan de ‘kop’,
dat is je eigen drang tot
superioriteit.

In een milliseconde wordt je eigen drang tot kwaliteit
            doorgeschoven naar een drang tot superioriteit.
Of het nu schoonheid betreft, of iets anders,
            een volslagen onschuld genaamd ‘kwaliteit’
            vloeit opeens door tot
            superioriteit.

  8
De superieure mens’:
            dat is misschien wel de kiem van alle vergissingen.
Vroeger probeerde ik deze kiem aan te duiden met de term

         macht.

Dat woord werd voor lief genomen.
Vandaar nu een andere term:
            superioriteit.

De kortste tekst is namelijk:
‘Ik ben beter dan jij.’
‘Ik ben beter dan jij.’
‘Ik ben beter dan jij.’

Als dit kort blijft, merk je dat je niets meer hebt uit te zoeken.
Noch je vader, noch je moeder
            had hier iets mee uit te staan.
‘Ik ben beter dan jij.’

  9
Heel bekend is de uitdrukking
            ‘Kennis is macht’.
Mij werd dit al voorgehouden toen het misging op het gymnasium, in 1959, 
           met Oh Carol van Neil Sedaka op de achtergrond.
De uitdrukking blijkt van Francis Bacon te zijn, (een van de ereleden van de Volle Cirkel – immers ‘de vader van de wetenschappelijke methode’, volgens Voltaire).
Hij schreef in het Latijn (‘ipsa scientia potestas est’), en publiceerde dit in Meditationes Sacrae in 1597.

‘Knowledge is power’.
Ik vertaal dit nu als
            Weten is superioriteit’.

Waarom hier de term ‘weten’?
Omdat de dubbelheid er meer door wordt uitgedrukt dan
            het altijd-onschuldige woord ‘kennis’.
Kennis kan nooit verkeerd zijn.
Die staat nooit in de weg.
Noch omtrent Francis Bacon noch Neil Sedaka.
                                    
  10
Weten
leidt tot
superieur-zijn.

Weten is
‘ik weet het
en jij niet’
     (en
‘ik weet het beter dan jij’).


[1] In de zeventiger jaren, toen het woord ‘zen’ voor een tweede keer een modewoord in het Westen was geworden (de eerste keer was dat aan het eind van de vijftiger jaren gebeurd), was een van de veroorzakers ervan het boek Zen and the Art of Motorcycle Maintenance, uit 1974. De schrijver, Robert Pirsig, beschrijft hierin een reis op de motor met zijn zoon, aan de hand van een onderzoek van wat ‘kwaliteit’ eigenlijk is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten